RAH
Schepenbank Lummen nr. 73
Gichten
Loons recht buiten vrijheid
april
1566 - juli 1573
1566, 04 april.
Folio 01
Goris en Jan
Coex, broers, spreken ook in naam van hun broer Lieben en hun zuster Cristijn
Coex. Ze geven in erfcijns uit aan Aerd Stramparts wettige man en momber van
hun nicht Marie de goederen die ze onder Schuelen liggen hebben. Dat gaat om de
schuur, stallingen, mesthof, land, bos en beemden die hen in deling gevallen
zijn na de dood van hun ouders. Aert Stramparts heeft daarvan de wederhelft als
momber van zijn huisvrouw voorschreven. Het goed grenst 'die Custers Straet'
1), Marie Zentens 2), meester Govaert Vanden Roije 3) en Aert Stramparts 4), op
voorwaarde dat Aert Stramparts aan Goris en Jan met hun megeringen jaarlijks en
erfelijk voor de voorschreven goederen, hun kindsgedeelte, betalen zal 22
rinsgulden Brabants. Hieraan zullen in mindering komen de uitgaande lasten: de
helft van alle vernoemde lasten 'int gross' op 22 gulden Brabants die Aerdt als
momber van de goederen van zijn huisvrouw en van de goederen van de verkopers
schuldig is 'all haerdt deen bij den anderen gelegen'. Het gaat om huis en hof,
de gehele beemd met het bos en 'cleijn hoeffken' aan elkaar klevend en bij de
andere gelegen. Belopen de lasten van de verkopers meer dan 11 gulden Brabants
dan zullen die Aerd dienen. Mochten ze minder dan 11 gulden zijn, dan zal het
de verkopers dienen. Aan de uitgaande lasten zal de grondcijns niet korten noch
het 'herberch coeren'. Tevens is voorwaarde dat de verkopers de overschot
jaarlijks zullen trekken boven de uitgaande lasten. Aerdt zal die mogen
assigneren in andere renten of andere goede panden.
De verkopers
gichten hun gerechtigheid aan Aerd voorschreven van een beemdje geheten 'den
Plass', grenzend Nijs Alen 1) en Henrick Van Nedercosen erfgenamen 2), voor de
lasten die jaarlijks aan het beemdje uitgaan. Maar indien Aerdt de verkopers
hun jaarlijks overschot niet assigneert in andere renten, zoals voorschreven
is, zal hij hen goed onderpand stellen op het kindsgedeelte van zijn huisvrouw.
De verkopers stellen hun jaarlijkse overschot garant voor hun broer en zuster,
die nog onmondig zijn, tot de tijd dat ze oud genoeg zijn om met de voorgaande
gicht in te stemmen. De verkopers hebben hulp gevraagd van familieleden en
buren Willem Vanden Roije, Jan Schuermans en Jan Zwalen en daarom betaalt Aert
aan hen het gelach van 32,5 stuivers Brabants, die hij in mindering zal brengen
van de eerste rente die aan de verkopers zal vallen. Deze goederen zijn
verhuurd aan Henrick Wouters 'den wenne'. Voorwaarde is dat de verkopers de
goederen zullen vrij maken van alle jaarlijkse lasten die al gevallen zijn of
vallen zullen half maart eerstkomend, dus over een jaar, als ze aan de koper de
goederen kunnen leveren. De vruchten zijn er dan af en dan zal Aerd de rente
betalen. Aerdt Strampaerts is met recht tot de gichte gekomen volgens de
bovenstaande voorwaarden. Tevens zijn Goris en Jan Coex voor hen en voor hun
megeringen voorschreven tot de gichte gekomen aangaande de jaarlijkse rente
voorschreven.
In 1568 heeft
Lieben Coex bekend dat hij ten volle betaald is door Aerdt Strampaerts van de
11 rinsgulden jaarlijks voorschreven.
Op 12 juni 1572
heeft Maria Snijers de voorschreven gicht goedgekeurd.
1566, 04 april.
Folio 02
Reijner Wouters
alias Blesers heeft, volgens de getoonde niet-herroepbare procuratie,
opgedragen tot behoef van Dimpna Vleminx een beemd onder Schuelen gelegen,
geheten 'dat Groot Roest', omtrent 1,5 boender, grenzend 'den Huijven Beempt'
1), de Laeck 2), Jannes Meukens 3) en Bartholomeus Claes erfgenamen 4); nog een
stuk land van omtrent 4 halsters zaaiens, grenzend de erfgenamen van Herman
Claes 1), Maria Claes 2), 'het Lanck Velt' 3), de erfgenamen van meester Jan
Van Gelmen 4), samen als een pand voor 11 rinsgulden Brabants jaarlijks met
valdag op datum van gichten. De rente moet kosteloos en schadeloos, vrij van
alle schattingen, betaald worden. Maria Claes of haar nakomelingen mogen de
last aflossen met 16 rinsgulden Brabants per gulden eens in een keer en met
rente volgens het verloop van de tijd. Reyner Wouters heeft met zijn huisvrouw
Katherijn Droechmans als bijpand gesteld haar kindsgedeelte in Schuelen
gelegen. Dat gaat om huis en hof met al haar andere goederen die erbij gelegen
zijn. Willem Bouwens is in de naam van Dimpna Vleminx met recht tot de gichte
gekomen. Reijner staat een gezegelde brief toe. Dimpna heeft het pontgelt met
de andere hofrechten betaald, die samen belopen op 9 rinsgulden 13,5 stuivers.
Hierna volgt de
procuratie. De burgemeesters, schepenen en de raad van de stad Diest verklaren
dat voor hen Marike Claes alias Van Schuelen dochter van wijlen Jannes is
verschenen. Ze stelt in haar plaats en geeft volkomen macht en vaardigt af,
onherroepelijk, mits deze akte Reijnder Wouters alias Blesers haar schoonzoon
om in haar naam te belasten een beemd geheten 'det Groet Roest', omtrent 1,5
boender groot; nog een stuk land van 4 halsters zaaiens. Beide percelen zijn in
Schuelen gelegen. Hij mag ze belasten met een beetje meer dan 11 rinsgulden
erfelijke rente. Hij mag geld ontvangen en kwijting geven voor alle hoven waar
nodig. De erfrenten mogen gekweten worden tegen den pennnck zestien en met
volle rente. Hij moet er een rekening van maken. Ze staat met al haar roerende
en onroerende goederen garant voor hetgeen hij zal doen. Het stadsbestuur heeft
het stadszegel van Diest aan deze oorkonde gehangen op 29 maart 1536, stijl van
Luik. Getekend Oeteren.
1566, 20 april.
Jaergedinge nae beloeken Paesschen. Folio 07v
Maria Van Cuelen
met haar verleende momber Willem Roeselers heeft opgedragen aan haar zoon Peter
Blueckmans haar tocht van een stuk land in Castell gelegen, grenzend Thonis
Voegelers 1), Thijs en Jan Opte Bluecke voorschreven 2) en Jan Blueckmans de
Jonge 3). Peter Blueckmans is met recht tot de gichte gekomen.
Dadelijk daarna,
nu tocht en erf samen zijn, heeft Peter Blueckmans opgedragen tot behoef van
Thijs en Jan Opte Bluecke het bovengeschreven stuk land in ruil voor 2 andere
stukken land onder de Brabantse bank en ook onder Beringen sorterend. Thijs en
Jan geven nog 50 rinsgulden Brabants eens toe. Thijs en Jan zijn met recht tot
de gichte gekomen.
1566, 20 april.
Jaergedinge nae beloeken Paesschen. Folio 08
Geertruijt
Lenaerts heeft ontvangen na de dood van haar ouders 29 stuivers jaarlijks
staande op panden van Peter Beerten in Oversel gelegen. Geertruyt Lenaerts is
met recht tot de gichte gekomen.
1566, 20 april.
Jaergedinge nae beloeken Paesschen. Folio 08v
Henrick Meijen
heeft ontvangen voor Jan, Sebastiaen en Jan Vaes het versterf dat hen is verstorven
na de dood van hun ouders: een uutfanck voor Sebastiaen Wijnen gelegen en nog
een stuk erf op de 'Scrick Heijde' gelegen. Henrick is in de naam van de
voorschreven personen met recht tot de gichte gekomen.
1566, 02 mei.
Folio 08v
Jannes Meukens met
zijn momber Henrick Windelen heeft opgedragen tot behoef van Gielis IJliaes een
beemd onder Schuelen gelegen, geheten 'Meukens Roest', grenzend 'die Krieckels
Laeck' 1), Aerdt Pijls 2), Peter Alen 3) en de erfgenamen van Sijmon Druechmans
4), als een pand voor 12 vaten rogge rogge jaarlijks 'Hesselts' maten met
valdag op Sinte Gielisdag en voor het eerst in 1567 en daarbij nog 3 rinsgulden
Brabants jaarlijks met dezelfde valdag. Deze lasten mogen Jannes of zijn
nakomelingen aflossen met 100 rinsgulden Brabants geld, godspenninck 1 stuiver
en lijcoep 2 rinsgulden. Gielis IJliaes is met recht tot de gichte gekomen.
1566, 09 mei.
Folio 09
Maria Smans met
haar verleende momber Willem Gueris heeft opgedragen aan haar zoon Jan Thewis
haar tocht van huis en hof in Schuelen gelegen, grenzend Wouter Coex 1), 'het
Lanck Velt' 2), 'die stege' 3); nog van een beemd 'opt Lutkensoer' gelegen,
grenzend 'den Duijtsschen Bampt' 1), Aert Vanden Dwee 2); nog van een heike in
'Roijen' gelegen, grenzend 'den Lummens Driessch' 1), sheeren straet 2). Jan
Thewis is tot de gichte gekomen met recht.
Dadelijk daarna,
nu tocht en erf samen zijn, heeft Jan Thewis opgedragen tot behoef van Peter
Zwijns de bovenstaande stukken als een pand voor 1 rinsgulden Brabants
jaarlijks en erfelijk. Die kan nooit afgelegd worden. Valdag op datum van
gichten. Verkocht voor 20 rinsgulden eens, godspenninck een halve stuiver en
lijcoep nae lantcoepe. Peter Zwijns is met recht tot de gichte gekomen.
Jan Thewis
voorschreven heeft zijn moeder Maria Smans weer in haar tocht gesteld. Marie is
tot de gichte gekomen met recht.
1566, 09 mei.
Folio 09v
Wouter Srijcken
heeft opgedragen tot behoef van Juliaen Gebelen 1 rinsgulden jaarlijks die hij
gelden heeft op panden van Henrick Hoetzelen in Groelaren gelegen en nog 1
rinsgulden jaarlijks staande op panden van Peter Dillen onder Coerssel gelegen,
alles volgens de inhoud van onze registers. Verkocht voor 35 rinsgulden
Brabants eens. Juliaen is met recht tot de gichte gekomen. Wouter zal zijn
huisvrouw Johanna Boijen brengen om met het voorgaande in te stemmen. Dat deed
ze op 8 juli 1566.
1566, 09 mei.
Folio 09v
Loijch Vander
Vliet heeft opgedragen tot behoef van Ffrans Leijsens een stukje broek gelegen
in Eversell aan de vroende, geheten 'het Vranck Euwt', grenzend de vroende
voorschreven 1), Thewis Jannes 2) en Jan Gathis 3), voor 40 rinsgulden Brabants
eens boven de lasten. Alles is betaald 'in Brabants paijment' of 'bescheiden
philipsdaelders'. Godspenninck een halve stuiver en lycoep nae lantcoep. Het
voorschreven eussel is met nog ander goed hovend onder 'der Houeijcken'
(Heusden) verkocht. Ffrans Leijsens is met recht tot de gichte gekomen.
1566, 09 mei.
Folio 11
Jan Kenens alias
Witters heeft opgedragen tot behoef van Henrick Houtmans en Laureijs Coppens,
kwijtend hun panden van de 2 rinsgulden jaarlijks die hij daar op gelden heeft.
Jan kreeg zowel het kapitaal als alle restanten betaald. Hiervoor heeft
Laureijs in de naam van Aert Rijcken en nu de kinderen van zijn huisvrouw in
hulp voor het kapitaal 7,5 rinsgulden eens gegeven. Omdat Jan Kenens nu maar
vruchtgebruiker is van de rente van 2 rinsgulden jaarlijks heeft hij al zijn
Loonse goederen opgedragen als een borg voor het geval dat Henrick Houtmans en
Laureijs Coppens in de toekomst hierom problemen zouden krijgen. Henrick en
Laureijs zijn tot de gichte gekomen. De eerste gicht van de 2 rinsgulden jaarlijks
voorschreven zal men vinden op 21 februari 1482.
1566, 30 mei.
Folio 12v
Jan Huben heeft
opgedragen aan Peter Van Houte als momber van zijn huisvrouw Maria Huben zijn
tocht van een stuk land gelegen int Groet Bloeck, grenzend Jeronijmus Huben aan
2 zijden, Hubrecht Opt Straet 3) en Jaspar Tielmans 4). Peter Van Houte is als
momber van zijn huisvrouw met recht tot de gichte gekomen.
Dadelijk daarna,
nu tocht en erf samen zijn, heeft Peter Van Houte opgedragen tot behoef van
Jeronijmus Huben het voorschreven stuk land met nog een ander stuk land ook Int
Groet Bloeck gelegen, grenzend de kinderen van Henrick Wijnen 1), Peter Neven
2), de pastoor van Coersel 3) en sheeren aert 4), voor ander goed sorterend
onder de Brabantse bank. Voor de meerwaarde van dit goed geeft Jeronijmus nog
40 rinsgulden Brabants eens toe. De huisvrouw van Jeronijmus Huben is tot
behoef van Jeronijmus met recht tot de gichte gekomen. Maria Huben, de
huisvrouw van Peter Van Houte, heeft met deze gicht ingestemd.
1566, 30 mei.
Folio 13
Mathijs, Aert,
Crijn en Anna Pouwels hebben ontvangen na de dood van hun zuster Dingen Pouwels
huis en hof in Schuelen gelegen, grenzend sheeren straet aan 2 zijden en
Wilboerdt Gielis 3). Ze zijn met recht tot de gichte gekomen.
1566, 30 mei.
Folio 14v
Matheeus
Tummermans met zijn huisvrouw Dingen Witters heeft opgedragen tot behoef van
Aert Witters een stuk land onder Coersel tGenenstalle gelegen, grenzend de
kinderen van Peter Willens 1) en Aert voorschreven rondom. Verkocht voor 50
rinsgulden Brabants eens boven de grondcijns. Aert Witters is tot de gichte
gekomen.
1566, 30 mei.
Folio 15
Henrick Vaes met
zijn huisvrouw Maria Huesdemans heeft opgedragen tot behoef van Cornelis
Cornelis de helft van 30 stuivers jaarlijks zoals hij gelden heeft aan panden
van de erfgenamen van Jacop Mewis in Laren gelegen, volgens de inhoud van het
register. Voor 11 rinsgulden en 5 stuivers eens op voorwaarde dat indien de 30
stuivers, in dit geval de helft daarvan, hoger te kwijten staan, dat Cornelis
zal bijleggen. Staan ze minder dan 12,5 (men heeft vergeten dit bedrag aan
te passen) rinsgulden dan zal Henrick toeleggen. Mochten er problemen komen
in de toekomst betreffende de helft van deze 30 stuivers jaarlijks dan belooft
Henrick borg te stellen onder de bank van Zuijlre. Cornelis is tot de gichte
gekomen met recht.
1566, 30 mei.
Folio 15
Reijner Wouters
als momber van zijn huisvrouw Katherijn Droechmans en Willem Droechmans hebben
het versterf ontvangen na de dood van hun ouders. Ze zijn tot de gichte gekomen
van huis en hof in Schuelen gelegen met de 'vorste Bossch' bijeen gelegen,
grenzend Herman Claes, sheeren straet, meester Jan Van Gelmen erfgenamen en Aert
Vanden Dwee; nog een beemd geheten 'het Groet Roest' palend de Laeck, 'den
Huven Bampt' en Jannes Meuckens; nog 'het Cleijn Roest' grenzend 'het Groet
Roest' en de Laeck en nog al hetgeen hier nog sorteert.
1566, 30 mei.
Folio 15v
Mathijs Clerx
als H. Geestmeester van Beringen heeft de goederen ontvangen die deze H. Geest
onder deze schepenbank heeft sorteren. Jannes Wijmans, sterfelijke gichtdrager
van deze H. Geest, is gestorven en daarom heeft Mathijs Clerx voorschreven in
zijn plaats gesteld als sterfelijke gichtdrager meester Claes Kalen alias
Cremers wonend in Beringen.
1566, 15 juni.
Folio 16
Jan Hoets en Jan
Dingenen als momber van zijn huis vrouw Heijloff Hoets hebben het versterf
ontvangen dat hen is verstorven na de dood van Aert Hoets alias Claes en zijn
huisvrouw Dingen Pouwels zaliger. Dat gaat om huis en hof in Schuelen gelegen,
grenzend sheeren straet W en N, Wilboerdt Gielis Z en verder al wat hier
sorteert. Jan Hoets en Jan Dingenen als momber van zijn huisvrouw zijn met
recht tot de gichte gekomen.
1566, 27 juni.
Jaergedinge nae Sint Jans Baptisten dach. Folio 18
Cornelis Vanden
Burch heeft opgedragen tot behoef van Willem Stapparts de 2 ringulden jaarlijks
die hij gelden heeft op panden van Ffrans Stapparts, volgens de inhoud van de registers,
voor 36 rinsgulden Brabants geld, godspenninck een halve stuiver en lijcoep 26
stuivers Brabants. Willem Stapparts is tot de gichte gekomen met recht.
1566, 27 juni.
Jaergedinge nae Sint Jans Baptisten dach. Folio 18v
Willem Paelmans
met zijn huisvrouw Ida Bruijnen heeft opgedragen tot behoef van Valentijn
Convents een stuk broek gelegen 'int Sluijs Broeck' in Castel, grenzend 'den
Copis Beempt' 1), de beek 2), Jan Bruijnen 3) en Wilboerdt Bruijnen 4).
Verkocht voor 210 rinsgulden Brabants eens. Het goed is enkel belast met 1/3
van 1 penninck grondcijns. Godspenninck 3 stuivers en lijcoep nae lantcoepe.
Valentijn Convents is met recht tot de gichte gekomen.
1566, 27 juni.
Jaergedinge nae Sint Jans Baptisten dach. Folio 19
Heijloff
Berchmans heeft met haar verleende momber Willem Geerts opgedragen tot behoef
van haar zoon Heer Goeswijn Berchmans haar tocht van 1/6 van een stuk broek
gelegen aan 'dechterste moelen' in Castel, grenzend de Maelbeeck 1) en 'die
Auwe Beeck' 2). Heer Goeswijn is met recht tot de gichte gekomen.
Dadelijk daarna,
nu tocht en erf samen zijn, heeft heer Goeswijn Berchmans met zijn geleverde
momber Peter Vanden Briele opgedragen tot behoef van Wouter Vanden Hove het
voorschreven 1/6 gedeelte voor 35 rinsgulden Brabants eens, godspenninck 1
stuiver en lijcoep nae lantcoep. Wouter Vanden Hove is met recht tot de gichte
gekomen.
1566, 27 juni.
Jaergedinge nae Sint Jans Baptisten dach. Folio 20v
Geert Corvers
heeft ontvangen als 'Onser Liever Vrouwen meester' van Beringen de goederen die
hier onder de bank sorteren. Hij stelde Jacop Munters als een sterfelijke
gichtdrager.
1566, 27 juni.
Jaergedinge nae Sint Jans Baptisten dach. Folio 21
Henrick Winters
heeft ontvangen na de dood van zijn ouders een huis tGeeneijcken gelegen, geheten
'den Liebaert'; nog een bloeck geheten 'het Stert Bloeck', grenzend de
veldstraat 1), Joachim Lambrechts 2) en Thonis Cornelis kinderen 3); nog een
stuk land geheten 'de Rue'; nog een stuk land geheten 'het Vorste Wildernisse';
nog een land 'het Echtersten Wildernisse'; nog een stuk land 'dAuwe Euwt'; nog
'dat Doerns Bloeck'; nog een stuk broek 'die Liesdonck'; nog een stuk land in
Schuelen gelegen, geheten 'de Meer'; 'dat Haexbrouck'; 'dat Suijlremans
Bloexken', 'dat Haspegouwe'; nog 30 stuivers jaarlijks aan panden van Jan
Ginder Achter en al wat hier nog onder deze bank sorteert. Henrick Winters is
tot de gichte gekomen met recht.
1566, 29 juli.
Folio 21v
Voor Aerdt
Vanden Dwee werd door het gerecht een stukje van de straat gepaald voor zijn
huis in Schuelen gelegen, langs zijn erf. Het grenst Aert voorschreven N,
sheeren straet aan de andere drie zijden. Voor 2 penninck grondcijns met valdag
op Remigii. Aert is tot de gichte gekomen.
1566, 19
augustus. Folio 21v
Jan Kimps alias
Zmeets met zijn huisvrouw Katherijn Zmeets heeft opgedragen, voor medeschepenen
Willem Geerts en Jan Kenens, 3 rinsgulden Brabants jaarlijks staand op en aan
een beemd onder Coersel gelegen bij 'de Breedonck', geheten 'den Langen
Beempt'. Deze grenst Jeronijmus Hogen 1), Thomas Meijntens 2), Jan Leijsen 3).
Deze 3 rinsgulden staan te kwijten met 50 rinsgulden Brabants eens. Op 5
september daarna is Peter Martens tot de gichte gekomen. Peter betaalde het
pontgelt.
In 1570 op 23
februari heeft Peter Martens aan de panden van de kinderen van Thijs Hueveners
de 3 rinsgulden jaarlijks gekweten op voorwaarde dat deze kinderen het
testament dat gemaakt werd door Jan Kimps en zijn huisvrouw onderhouden en de
voorwaarden niet breken.
1566, 05
september. Folio 22v
Jacop Svroijen
met zijn huisvrouw Lijssbeth Bogaerts heeft opgedragen tot behoef van Anna
Vernijen huis en hof 'opte Sappe' in Schuelen gelegen, grenzend Reijner
Schuermans 1), Peter Otten 2) en sheeren straet 3). Belast met 2 rinsgulden en
5 stuivers jaarlijks en met 2 penninck grondcijns. Boven deze last zal Anna
voorschreven nog 4 rinsgulden jaarlijks gichten, zoals hierna volgt. Anna is
tot de gichte gekomen met recht.
Anna Vernijen met haar verleende momber Marten Stapparts heeft opgedragen tot
behoef van Jacop Svroijen als momber van zijn huisvrouw het voorschreven huis
en hof en daarbij nog een stukje broek op de Laeck gelegen, geheten 'de
Croekers Zille', grenzend 'het Grietken Broexken' toebehorend aan Nijs
Kelberchs 1), 'het Robijns Broeck' 2) en 'die Krieckels Laeck' 3), als een pand
en onderpand voor 4 rinsgulden jaarlijks. Anna of haar nakomelingen mogen deze
4 rinsgulden jaarlijks aflossen met 80 rinsgulden en met 1 rinsgulden jaarlijks
per keer met 20 rinsgulden eens. Mochten Anna of haar nakomelingen problemen
ondervinden betreffende dit goed, dan mogen ze dit in mindering brengen aan de
4 rinsgulden jaarlijks. De huurder mag huis en hof gebruiken tot half maart
eerstkomend en Jacop zal de huur trekken. Daarom moet Jacop ook de lasten van
dit jaar betalen. Jacop is als momber van zijn huisvrouw tot de gichte gekomen.
Anna heeft het pontgelt betaald met alle andere hofrechten zowel aangaande huis
en hof als van de 4 rinsgulden jaarlijks. Godspenninck een halve braspenninck
en lijcoep 2 rinsgulden.
1566, 19
september. Folio 24v
Ffrans Van
Gelmen heeft opgedragen tot behoef van Peter Vanden Briele een half boender
broek 'opt Roeijer Broeck' gelegen, grenzend Jannes Weijmans erfgenamen 1), Jan
Spunx kinderen 2) en Michiel Alen 3); nog 19,5 stuivers Brabants jaarlijks staan
op pand van de erfgenamen van Jheronimus Coppens. Dat gaat om huis en hof in
Meldelaer gelegen. Deze goederen worden opgedragen als een ruil gedaan tussen
Ffrans en Peter op ander goed gelegen onder Herck, sorterend in een laathof
geheten 'Amoris Hoeff'. Peter Vanden Briele is met recht tot de gichte gekomen.
1566, 03
oktober. Folio 24v
Melchior
Laureten heeft opgedragen tot behoef van Joerden Ulselinx, burgemeester van de
stad Hasselt, 3 rinsgulden Brabants jaarlijks zoals hij die gelden heeft op
panden van Lenaerdt Lompen onder Schuelen gelegen, volgens de inhoud van het
register, voor 50 rinsgulden Brabants geld. Jannes Otten is in de naam van
Joerden Ulselinx met recht tot de gichte gekomen. De eerste gicht van deze 3
rinsgulden zal men vinden op 22 september 1558.
1566, 03
oktober. Folio 25v
Wouter Hoeffmans
als kerkmeester van de kerk van Coerssel heeft opgedragen tot behoef van
Henrick Gielis, nadat er in de kerk van 15 dagen tot 15 dagen drie zondagen
geroepen was dat het met hogen en met de brandende kaars zou verkocht worden,
een stuk broek onder Coerssel gelegen aan 'den Stock Wijer', grenzend Henrick
Gielis voorschreven 1), Henrick Opt Straet erfgenamen 2), Loijch Beckers 3) en
sheeren aert 4). Degene die het meeste ervoor zou geven, zou de naaste zijn.
Met uitgaan van de kaars bleef de koop aan Henrick Gielis voor 136 rinsgulden
Brabants eens boven de lasten, een halve stuiver als godspenninck, lijcoep nae
lantcoep. Hiervan zal Henrick in contant geld 36 rinsgulden geven en de
resterende 100 rinsgulden binnen het jaar en daarbij een rente van 6 rinsgulden
eens. Henrick Gielis is met recht tot de gichte gekomen.
1566, 17
oktober. Folio 26v
Jan Stapparts
heeft ontvangen de 10 stuivers jaarlijks die hem verstorven zijn na de dood van
zijn ouders, staande op panden van Quinten Hueveners opte Stappe onder Schuelen
gelegen. Jan is tot de gichte gekomen.
1566, 21
november. Folio 27
Jan Geerts heeft
opgedragen tot behoef van Berthel Bullekens als momber van zijn huisvrouw
Christijn Geerts zijn tocht van de helft van een beemd onder Coersel gelegen,
geheten 'den Echtersten Exels Beempt', waarvan de wederhelft toebehoort aan Jan
Geerts voorschreven als tochter. De beemd grenst Valentijn Vaes 1), Jan
Reijners 2) en de beek 3). Berthel is als momber van zijn huisvrouw met recht
tot de gichte gekomen.
Nu tocht en erf
samen zijn, heeft Berthel Bullkens met zijn huisvrouw Christijn Geerts deze
helft opgedragen tot behoef van Aert Nelens voor 206 rinsgulden Brabants eens.
De beemd is enkel met 2 penninck grondcijns belast. Godspenninck 1 stuiver en
lycoep nae lantcoep. Aerdt Neelens is tot de gichte gekomen met recht. Berthel
en zijn huisvrouw hebben alle goederen die ze nu hebben en later mogen bekomen
opgedragen als een borg voor het geval dat het broek zwaarder belast zou zijn.
In1567 op 3
november heeft Aert Neelens naderschap bekend aan Henrick Geerts zoon van Jan
van de voorschreven koop. Henrick Geerts is met recht tot de gichte gekomen.
1566, 21
november. Folio 27v
Geert Jaenen
heeft opgedragen tot behoef van Andries Huben een stuk boek onder Coerssel
gelegen, geheten 'den Exels Beempt', grenzend Peter Neven 1), Jan Reijners 2),
de beek 3) en de kinderen van Jan Beckers 4), voor een ander erf onder
Houthalen gelegen. Ze geven elkaar niets toe. Andries Huben is met recht tot de
gichte gekomen.
1566, 21
november. Folio 27v
Andries Huben
voorschreven heeft opgedragen tot behoef van Jan Van Postel de voorschreven
'Exels Beempt' die hij van Geert Jaenen ontvangen heeft. Hij is enkel belast
met 2 penninck grondcijns. Verkocht voor 157 rinsgulden Brabants eens,
godspenninck 1 stuiver en lijcoep nae lantcoep. Jan Van Postel is met recht tot
de gichte gekomen.
1566, 21
november. Folio 28
Wouter Croechs
heeft ontvangen 1 rinsgulden jaarlijks die hem verstorven is na de dood van
zijn neef Jan Pouwels. Die staat gevestigd op panden van Anna Vernijen onder
Schuelen gelegen. Wouter Croechs is tot de gichte gekomen met recht.
1566, 12
december. Folio 28v
Jeronijmus
Vrancken met zijn huisvrouw Katherijn Jans en Wouter Stapparts hebben
opgedragen tot behoef van Jan Stapparts hun gedeelte van 30 stuivers jaarlijks
zoals ze die gelden hebben op panden van Quinten Hueveners onder Schuelen opt
Stappe gelegen. De eerste gicht hiervan kan men vinden op 12 juni 1561.
Verkocht voor 18 rinsgulden eens. Jan Stapparts is met recht tot de gichte
gekomen.
1566, 19
december. Folio 29
Aert Stramparts
met zijn huisvrouw Maria Snijers heeft opgedragen tot behoef van Aert Vanden
Bogaerde alias Gueris een stukje broek onder Schuelen gelegen, geheten 'die
Plessen', grenzend Peter Frederix 1), de erfgenamen van Nijs Kelberchs 2), voor
18 stuivers Brabants eens boven alle uitgaande lasten, lijcoep 5 stuivers. Aert
Vanden Bogaerde is met recht tot de gichte gekomen.
1567, 09
januari. Jaergedinge nae derthien dach. Folio 29v
Jan Van Houte
als momber van zijn huisvrouw Barbara Houtmans heeft het versterf ontvangen dat
haar verstorven is na de dood van haar ouders: een stuk broek in Oversel
gelegen; de hof aan 'den aensel' gelegen; nog een stuk erf geheten 'die Hoeven'
en nog 'het Torff Broexken' bij 'den Goesens Wijer' gelegen. Jan is als momber
van zijn huisvrouw tot de gichte gekomen met recht.
1567, 23
januari. Folio 31
Wouter Loijchs
als gemachtigde van Dierick Coeninxs, die momenteel in Antwerpen woont, heeft
opgedragen aan Christiaen Clerx een mudde rogge en 1 rinsgulden jaarlijks zoals
hij gelden heeft op panden van de erfgenamen van Jan Clockluijers in Laren en
daar in de buurt gelegen. De gicht zal men vinden op 22 mei 1539, voor 43
rinsgulden Brabants. Matheeus Frederix is voor Christiaen Clerx tot de gichte
gekomen met recht.
1567, 23
januari. Folio 31
De onweerlegbare
procuratie waarover in de bovenstaande gichte gesproken wordt, dateert van 4
januari 1564 en is geschreven volgens de 'costuyme' in de hof van Brabant.
Dierick Conincx
anders Honichmans, zoon van wijlen Jan Coninx die men Honichmans heette, en
waarvan de moeder zaliger Marie 'Inde Sterre' werd geheten, heeft uit vrije wil
aan de notaris de opdracht gegeven om te machtigen mits deze akte aan Wouter
Lodewijchs, rentmeester van het godshuis van Sinte Salvator bij en buiten de
stad Diest gelegen, om in zijn naam alle schulden, pachten en rente te
ontvangen die hem in Diest en daar in de buurt toebehoren. Hij mag er kwijting
van geven, processen over voeren voor alle hoven waar dat nodig is. Lodewijchx
mag tevens alle kopers gichten die hij zal kunnen vinden voor de renten. Deze
goederen zijn aan Conincx verstorven na de dood van wijlen zijn voorschreven
vader en moeder en aan hem via deling gelaten. Lodewijchs mag de kopers ook
gichten en het geld ontvangen. Hij moet ervan een rekening kunnen voorleggen
aan Conincx. Deze akte werd opgemaakt in Brussel in het huis van wijlen 'heeren
Maximiliaens Transselvanij Ridders' staande bij de Savel Kercke binnen die
stad. Getuigen: Wouter Creijten rentmeester en 'casteleijns van tslot van
Bouchout' toebehorend aan de weduwe van wijlen heer Maximiliaen voorschreven en
Hans Lauwer, knaap of dienaar, met vrouwe de weduwe van wijlen Geraert van Veltwijck
Ridders. Ondertekend door Gielis Appelman notaris in Brussel, die aanwezig was
toen deze akte werd opgesteld.
Wouter Loijchs
heeft beloofd dat hij Dierick Coenincx voor het recht zal brengen binnen 1 of 2
jaar om in te stemmen met hetgeen hij heeft gedaan.
In 1570 op 12
januari heeft Dierick Conincks voorschreven de bovenstaande gichte van macht
gehouden.
1567, 23
januari. Folio 32v
Maria weduwe van
wijlen Geert Coex met haar verleende momber Ffrans Inden Bossch, heeft
opgedragen tot behoef van haar zoon Wouter Coex haar tocht van huis en hof in
Schuelen gelegen, grenzend sheeren straet 1), Aert Vanden Dwee 2) en Thewis Int
Waelpot 3). Wouter Coex is met recht tot de gichte gekomen.
Dadelijk daarna,
nu tocht en erfelijkheid samen zijn, heeft Wouter Coex opgedragen tot behoef
van Jan Vanden Venne het voorschreven huis en hof als een pand voor 3
rinsgulden Brabants met valdag op datum van gichten. Deze 3 rinsgulden
jaarlijks kunnen afgelegd worden met 50 rinsgulden Brabants gevalueerd geld,
godspenninck een halve stuiver en lijcoep 10 stuivers. Wouter betaalde het
pontgelt. Bij de afbetaling moet de rente worden opgelegd volgens verloop van
de tijd. Jan Vanden Venne is met recht tot de gichte gekomen. De meier ontving
voor het pontgelt van Wouter 47,5 stuivers. Het geld voor deze lening is
gekomen van Jan Lochtermans in Stockroede en hier weer aangelegd vermits Jan
Vanden Venne maar tochtenaar ervan is.
1567, 23
januari. Folio 33
Wouter Coex,
hiervoor genoemd, heeft weer opgedragen tot behoef van zijn moeder Marie Coex
het voorgenoemde huis en hof, stellend haar weer in haar tocht. Ze is met recht
tot de gichte gekomen.
In 1595 op 9
februari heeft Magriet Vanden Venne met haar momber Aert Van Eerdewech deze
rente voorschreven opgedragen tot behoef van Magriet Spuncx en haar erfgenamen.
Ze kwijt hun panden en bekent dat ze de hoetpenningen en alle verlopen renten
ontving.
1567, 01
februari. Folio 33v
Maria Geerts
weduwe van Jan Beckers heeft opgedragen de goederen die haar door het testament
van haar man werden gelaten om schulden te betalen. Dat testament werd hier
voldoende geproefd op 23 januari laatstleden. Maria Geerts is met recht tot de
gichte gekomen.
1567, 01
februari. Folio 33v
Maria Geerts met
haar verleende momber Willem Geerts, haar broer, heeft opgedragen volgens het
testament gemaakt door haar man Jan Beckers aan Peter Dillen 2 stukken erf
onder Coersel gelegen. Het ene heet 'die Nuwe Hoeve opden Nuwen Wech' gelegen,
grenzend sheeren aerdt aan 3 zijden en Peter Dillen 4). Het ander heet 'het Hemelrijck'
en paalt 'den Joerdens Berch' 1), Pouls Geerts 2) en sheeren aerdt 3) en 4).
Maria draagt deze twee stukken op in ruil voor een ander stuk land onder
Brabant sorterend. Peter geeft 25 rinsgulden Brabants eens toe, die binnen 3
jaren moeten betaald worden. Tot de betaling daarvan moet hij elk jaar 30
stuivers rente geven. Peter Dillen is met recht tot de gichte gekomen.
1567, 04 maart.
Folio 37v
Maria Geerts
weduwe van Jan Beckers met haar verleende momber Willem Geerts, haar broer,
heeft opgedragen tot behoef van haar kinderen Querijn, Henrick, Katharijn,
Anna, Maria en Brigida Beckers haar tocht van de halve 'Gielis Beempt'
oostwaarts, gelegen onder Coersel. Hij grenst de wederhelft van de voorschreven
'Gielis Beempt' W toebehorend aan Marie Geerts voorschreven, de erfgenamen van
Jan Leijsen 2) en Peter Neven 3), Jan Van Postel en Jan Reijners 4). De
kinderen zijn met recht tot de gichte gekomen.
Nadat de bode in
de kerk van Coersel geroepen had van 15 dagen tot 15 dagen dat men in presentie
van het gerecht met uitgaan van de brandende kaars de halve 'Gielis Beempt' aan
de hoogstbiedende zou verkopen, werd op de afgesproken dag 4 maart de kaars
ontstoken zoals voorschreven. Bij het uitgaan van de kaars bleef deze helft aan
Michiel Heijns voor de onderstaande som.
Nu tocht en erf
samen zijn, hebben Querijn, Henrick en Katherijn Beckers met haar verleende
momber Willem Geerts en eveneens Willlem Geerts, Servaes Kenens en Loijch
Beckers als omen en momber voor de onmondige Anna, Maria en Brigida Beckers, de
voorschreven halve 'Gielis Beempt' opgedragen tot behoef van Michiel Heijns.
Deze helft is belast met 4 mudden rogge of 8 rinsgulden jaarlijks en met
grondcijns, maar meer niet. In contant geld geeft de koper hierboven nog 100
rinsgulden Brabants eens, godspenninck 10 stuivers en lijcoep nae lantcoepe.
Mochten Michiel of zijn nakomelingen enige hinder ondervinden vanwege deze
koop, dan hebben Maria Geerts met haar kinderen en de mombers voorgenoemd
daarvoor al hun goederen als borg gezet. Henrick Heijns is met recht tot de
gichte gekomen.
1567, 06 maart.
Folio 39
Geert Cremers
heeft opgedragen tot behoef van Peter Wellens een eussel in Oversel gelegen,
geheten 'Onser Vrouwen Donck', grenzend 'het Ketelken' 1), Eelken Hubens
'Wijer' 2), Henrick Thijs en Thewis Rutten 4), voor een ander goed onder
Beringen gelegen. Peter geeft nog 15 rinsgulden eens toe. Het eussel is los en
vrij, niet belast. Peter Wellens is met recht tot de gichte gekomen.
1567, 06 maart.
Folio 40
Claes Oems alias
Meijnen heeft opgedragen tot behoef van Peter Beerten een stuk broek gelegen in
Oversel, grenzend 'het Hoender Boemken' 1), 'Pelsers Beempt' 2), Claes Meijnen
voorschreven 3), de beek 4), als een pand voor 2 rinsgulden en 15 stuivers
Brabants jaarlijks met valdag op 'Sint Sijmons en Jude dach'. Die staan af te
leggen met 46 rinsgulden Brabants geld zoals ten tijde van de afkwijting in
Brabant zijn loop en koers zal hebben. Peter Beerten is met recht tot de gichte
gekomen.
1567, 06 maart.
Folio 41
Scheiding en
deling tussen Crijn Bloemaerts en Henrick Reijners als momber van zijn
huisvrouw.
Crijn kreeg het
huis met de hof in Laeren gelegen, grenzend sheeren straet, Aert Van Zonhoven,
'het Smoeninx Bloeck' en de kinderen van Henrick Convents; nog 'den Kets
Driessch' in Laeren gelegen, grenzend Geert Claes, Aert Van Zonhoven en de
straat aan 2 zijden.
Aan Henrick
Reijners als momber van zijn huisvrouw Aleijdt Bloemaerts viel 'den
Clockluijers Hoff' in Laren gelegen, grenzend Willem Valentijns, Crijn
voorschreven en de kinderen van Mewis Van Heerle; nog 'dat Ossen Eussel' aan
'den Alcker Wech' gelegen, grenzend Joachim Lambrechts , 'dat goet van
Vlaenderen' en sheeren straet; nog 'dat Nuwe Bloeck' in Laren gelegen, grenzend
Geert Claes, Aert Reijnders, de Veltstraet' en Lambrechts Kenens.
Ze kwamen
overeen dat Crijn en Henrick alle lasten die aan beide delen staan, samen
zullen betalen, met uitzondering van de 3 rinsgulden jaarlijks die Crijn
vooruit zal moeten betalen. Henrick moet wel Crijn ter hulp komen als Crijn de
3 rinsgulden jaarlijks voorschreven wil afleggen 'of affquijten seven
rinsgulden Brabants eens'.
Crijn Bloemaerts
en Henrick Reijners voorgenoemd hebben bekend dat ze aan hun moeder hun heel
kindsgedeelte voorschreven hebben opgedragen als een pand voor 2 mudde rogge en
3 rinsgulden Brabants jaarlijks met valdag op Sint Jans Baptist: elk gedeelte
een mud rogge en 30 stuivers Brabants jaarlijks zolang hun moeder zal leven.
Als er niet betaald wordt, mag hun moeder de vruchten, die zich op de goederen
van de wanbetaler bevinden, tot zich nemen. Op die voorwaarde heeft ze haar
vruchtgebruik afgestaan. Crijn en Henrick bekennen haar tevens de helft van het
schaarhout op al de voorschreven goederen, met de helft van 'den oefte' (het
fruit) op deze goederen zolang ze leeft. De moeder zal tevens mogen wonen
in het voorschreven huis zoals haar belieft zolang ze leeft. Crijn mag ook in
datzelfde huis wonen.
Crijn Bloemaerts
en Henrik Reijners als momber van zijn huisvrouw hebben afstand gedaan van hun
rechten op elkaars deel en ze zullen deze deling voor vast en onverbrekelijk
houden.
1567, 20 maart.
Folio 43
Katherijn Smeets
heeft opgedragen tot behoef van haar dochter Brigida Smeets haar tocht van een
boek onder Coerssel gelegen, geheten 'het Groet Broeck' met 'de Ruijsschen Beempde',
grenzend Bartholomeeus Tielens 1), Jan Convents 2), Jan Leijsen 3) en Thomas
Mentens 4). Christiaen Coelen van Buel is als man en momber van zijn huisvrouw
Brigida Smeetz tot de gichte gekomen.
1567, 06 maart.
Folio 43v
Dadelijk daarna,
nu tocht en erf samen zijn, heeft Christiaen Coelen van Buel met zijn huisvrouw
Brigida Zmeets opgedragen tot behoef van Peter Martens het voorschreven broek
voor 440 rinsgulden. Aan deze som komen deze lasten in mindering: van de
'Ruijsschen Beempde' voor het deel van Christiaen 50 rinsgulden eens; nog aan
Mariken Zmeets, natuurlijk, 33 rinsgulden 6 stuivers 16 groot eens; nog het
derdedeel van 13 rinsgulden jaarlijks belopend op het derdedeel van de
hoetpenningen op 72 rinsgulden 13 stuivers 8 groot. Het hele kapitaal van de
lasten hierop komt op 156 rinsgulden. Peter Martens moet dus nog 284 rinsgulden
betalen. Hiervan moeten 125 rinsgulden betaald worden in contant geld en de
rest zal er blijven aanstaan tot na de dood van Katherijne Smeets, de moeder
van Christiaens huisvrouw. Voorwaarde is dat indien het testament gemaakt door
Jannes Smeets, 'honnen sweer' (schoonvader), niet goedgekeurd wordt en dat zijn
kinderen de goederen moeten herverdelen en er aan Christiaen een beter deel
toevalt, dan zal Peter Martens moeten bijleggen. Mocht het anders uitvallen en
Christiaen een slechter deel toevallen, dan zal Christiaen dit aan Martens in
mindering brengen. Hetzelfde zal gebeuren met de berekening van de lasten.
Goedspenninck 2 stuivers en lijcoep nae lantcoep. Peter Martens is met recht
tot de gichte gekomen. De pontpenningen belopen op 14 rinsgulden 4 stuivers.
1567, 06 maart.
Folio 44
Peter Martens
voorgenoemd heeft Katherijn Zmeets, de moeder van zijn huisvrouw, weer in haar
tocht gesteld voor zolang ze zal leven en Willem Geerts is voor haar met recht
tot de gichte gekomen.
Op 9 juni daarna
heeft Katherijn Smeets met haar verleende momber Valentijn Vaes de voorschreven
gichte gelaudeerd en van waarde gehouden.
Op 24 oktober
1572(?) heeft Christiaen Coelen met zijn huisvrouw Brigida Smeets bekend dat
hij alles betaald kreeg.
1567, 20 maart.
Folio 44
Maria Luijten
met haar verleende en wettige momber Aert Van Reeck heeft opgedragen tot behoef
van heer Govaert Wouters de 3 rinsgulden Brabants jaarlijks en erfelijk zoals Marie
voor haar kindsgedeelte zijn toegewezen aan panden die nu haar broer Jan Luyten
in zijn bezit heeft. Dat gaat om huis en hof in Schuelen gelegen, grenzend
sheeren straet W, Ffrans Van Gelmen Z.
Maria draagt dit
op in ruil voor huis en hof in Lumpmen 'achter die schoele binnen der vrijheyt
gelegen', volgens het schepenregister binnen vrijheid. Cornelis Moens is in de
naam van en tot behoef van Heer Govaert Wouters met recht tot de gichte
gekomen.
1567, 10 april.
Jaergedinge nae beloecken paesschen. Folio 46
Jan Schuijlens
heeft in de naam van Jan, Jacob, Marie en Coen Dillen na de dood van hun ouders
een stuk broek ontvangen in Oversell gelegen, grenzend 'den Ginttis Beempt' 1),
'de Roije Beeck' 2). Jan Schuijlens is voor hen tot de gichte gekomen.
1567, 24 april.
Folio 47v
Gielis Cilien
heeft opgedragen tot behoef van Maria weduwe van Geert Coex een heide geheten
'die Wolffs Kele', grenzend Marten Van Diepenrijt 1), Geert Schats 2) en
Reijner Schuermans 3), voor 12 stuivers Brabants jaarlijks met valdag op
Pinksteren en voor het eerst in 1568. Af te leggen met 12 rinsgulden Brabants.
Maria Coex is met recht tot de gichte gekomen.
Maria Coex heeft
met haar verleende momber Peter Vanden Briele opgedragen tot behoef van Geert
Cilien de voorschreven heide als een pand voor de 12 stuivers jaarlijks
voorschreven. Gielis is tot de gichte gekomen.
1567, 24 april.
Folio 47v
Jan Bruijen
heeft opgedragen tot behoef van Gielis Wouters een beemd 'int Sluijs Broeck'
gelegen, grenzend Wilboert Bruijnen O, 'den Copis Beempt' W, 'den Vogels Berch'
Z, voor 222 rinsgulden Brabants eens, godspenninck 1 stuiver, lijcoep 6
rinsgulden. Voorwaarde is dat de weg zal blijven en verder op alle condities
zoals in de deling is overeengekomen. Deze deling is in Beringen geregistreerd.
Gielis Wouters is met recht tot de gichte gekomen.
1567, 24 april.
Folio 48
Adriaen, Jan,
Cristijn en Heijloff Houtmans met hun verleende mombers Adriaen en Jan
Houtmans, Willem Geerts en Jan Kenens hebben afstand gedaan tot behoef van
Pouwels Van Hout van het kindsgedeelte van hun vader Thonis Houtmans zaliger en
op al hetgeen dat Adriaen, Jan, Cristijn en Heijloff Houtmans voorscheven
verstorven is na de dood van hun vader voorschreven. Ze bekennen dat ze er geen
recht meer op hebben. Is in hoede gekeerd.
1567, 15 mei.
Folio 49v
Jan Van Halle
heeft opgedragen tot behoef van Mathijs Van Soerloeck huis en hof met de
beempden, landen en heijthoven, zo groot en klein als ze zijn, gelegen aan de
heijde, gedeeltelijk onder Beringen en gedeeltelijk onder Lumpmen. Verkocht
voor 940 rinsgulden Brabants, 20 stuivers voor elke rinsgulden gerekend, boven
alle hofrechten, lijcoep, pontgelt en cijnsen die aan deze goederen staan. Op
de dag van gichte moet 55 rinsgulden betaald worden en de rest op de dag van
verjaren. Aan de koopsom zullen alle uitgaande lasten in mindering gebracht
worden. De kwijtbare renten zullen gerekend worden volgens ze beschreven werden
en de erfelijke renten zullen geteld worden aan 20 gulden eens voor de gulden
jaarlijks (5%). Mathijs zal boven de 55 gulden, te betalen op dag van gichten
en zonder dat ze van de koopsom afgaan, 6 gulden Brabants eens voor zowel
Mathijs Clerx huisvrouw als voor de huisvrouw van Jannes geven. Jan moet alle
lasten betalen die gevallen zijn voor de datum van gichten. Die daarna zijn
voor Mathijs. Mathijs zal het broek dadelijk aanvaarden en het land bij de
oogst. Van de 'wenne' (de huurder) die momenteel het land bezaaid heeft,
zal hij de huur trekken. Godspenninck 1 stuiver en lijcoep nae lantcoep.
Mathijs Van Soerloeck is tot de gichte gekomen.
Omdat het
grootste gedeelte van het goed onder Beringen sorteert, wordt de koopsom voor
hetgeen hier sorteert gerekend aan 225 rinsgulden eens boven alle lasten.
Hetgeen hier
sorteert, gaat om de volgende stukken: een beemd, geheten 'den Spieckert',
grenzend 'die Groes' en 'de Laeck; nog twee beemdjes bijeen gelegen, geheten
'die Stucke', grenzend 'die Groes' en de Laeck; nog een stuk geheten 'die
Cuijlen', grenzend Wouter Zwalen, Theeus Oliviers en de Laeck; nog 'het Gelenberchs
Eussel'; nog een heithoefke grenzend 'het Roesbeempdeken' en 'die Groes'.
Op 4 november
1567 heeft Lijssbeth van Hamel, de huisvrouw van Jan Van Halle voorschreven,
deze gicht gelaudeerd.
1567, 15 mei.
Folio 50
Jannes Meukens
met zijn momber Peter Vanden Briele heeft opgedragen tot behoef van Gielis
IJliaes een beemd onder Schuelen gelegen, genaamd 'Meukens Roest', grenzend
'die Krieckels Laeck' 1), Aert Pijls 2), Peter Alen 3) en Sijmon Droechmans
kinderen 4), voor 200 rinsgulden Brabants eens boven alle lasten, godspenninck
1 stuiver en lijcoep nae lantcoepe. Indien Gielis en zijn huisvrouw aflijvig
worden zonder wettige geboorte achter te laten, moet de helft van de
voorschreven beemd versterven op Jannes Meukens als hij dan nog leeft, en
anders niet. Gielis IJliaes is met recht tot de gichte gekomen.
1567, 15 mei.
Folio 50v
Marten Typoets
wonend in Diest heeft gekweten aan panden van Aert Mewis de 3 rinsgulden
Brabants jaarlijks die hij daaraan gelden heeft. Hij werd volledig betaald en
Aert Mewis is tot de gichte gekomen met recht. De eerste gicht van deze 3
rinsgulden jaarlijks zal men vinden op 21 november 1555.
1567, 15 mei.
Folio 51v
Aert Hulshagen
alias Cuijpers heeft met zijn huisvrouw Katherijn Vanden Bogaerde opgedragen
tot behoef van Henrick Windelen 28 stuivers Brabants jaarlijks zoals hij die
gelden heeft op panden van Jan Luijten alias der Weuwen onder Schuelen gelegen;
nog een stuk land opt Hueffken gelegen, grenzend Quinten Hoelsteens erfgenamen
O, Hubrecht Van Scaffen Z en Ffrans Neven N. Dit is belast aan de H. Geest van
Lumpmen met 10 stuivers jaarlijks. Verkocht voor 40 rinsgulden Brabants eens.
Henrick Windelen is met recht tot de gichte gekomen.
1567, 17 juni.
Folio 52
Maria Borgelinx
heeft met haar verleende momber Aert van Stapel opgedragen tot behoef van Jan
Alen als momber van zijn huisvrouw haar tocht van een zille broek onder
Schuelen gelegen, grenzend de Laeck 1), Joris Vanden Poele 2) en Ffrans Scepers
3). Jan Alen is als momber van zijn huisvrouw met recht tot tocht en
erfelijkheid gekomen.
Dadelijk daarna,
nu vruchtgebruik en erf samen zijn, heeft Jan Alen voorschreven opgedragen tot
behoef van Ffrans Scepers (de aangrenzende eigenaar hiervoor) het voorschreven
broek voor 50 rinsgulden Brabants eens, godspenninck 1 stuiver en lijcoep nae
lantcoep. Ffrans Scepers is tot de gichte gekomen.
Maria Cannarts,
huisvrouw van Jan Alen voorschreven, heeft op 26 juni daarna met deze gicht
ingestemd.
1567, 27 juni.
Jaergedinge nae Sint Jans Baptisten dach. Folio 56
Heijloff Vander
Moelen met haar wettige man en momber Philips Joes heeft opgedragen tot behoef
van haar kinderen haar tocht van 14 stuivers Brabants jaarlijks die ze gelden
heeft aan panden van Aerdt Van Heyloven. Hubrecht Opt Straet en Peter Wouters
zijn als momber en in de naam van de kinderen voorgenoemd tot de gichte
gekomen.
Dadelijk daarna,
nu tocht en erf samen zijn, hebben de voorschreven mombers in de naam van de
kinderen opgedragen tot behoef van Aerdt Heijloven, kwijtend hem zijn panden
van de 14 stuivers jaarlijks voorschreven. Aert is tot de gichte gekomen. Het
geld werd volgens mededeling van de partijen weer aangelegd aan panden van heer
Gielis Van Mettecoven hovend in 'sproefs van Sint Truijen Hoff' onder Herck
gelegen.
1567, 27 juni.
Jaergedinge nae Sint Jans Baptisten dach. Folio 56v
Heer Marten van
Nedercoesen heeft opgedragen met zijn verleende momber Peter Vanden Briele tot
behoef van Jan Willems 2,5 rinsgulden Brabants jaarlijks zoals hij gelden heeft
op panden van Jan Schuermans onder Schuelen gelegen, zoals men hiervoor op 1
juli 1541 zal vinden. Voor 40 rinsgulden Brabants eens. Jan Willems is daarna
op 10 juli met recht tot de gichte gekomen.
1567, 10 juli.
Folio 57
Peter Nielis
heeft opgedragen tot behoef van Jan Reijners een stuk land onder Coerssel
gelegen, geheten 'dAuwe Groeve', grenzend Valentijn Vaes 1), Anthonis Leijsens
2), sheeren straet 3) en 4), als een pand voor 6 rinsgulden Brabants jaarlijks
met valdag op 'Onser Liever Vrouwen Visitatien Dach'. Deze 6 rinsgulden
Brabants jaarlijks mogen Peter Mielis of zijn nakomelingen aflossen met 100
rinsgulden in geld zoals dan in Brabants zijn loop en koers zal hebben. Peter
stemde in met een gezegelde brief. Jan Reijners is met recht tot de gichte
gekomen. Maria Cremers, huisvrouw van Peter, heeft met deze gicht ingestemd.
Peter betaalde het pontgelt hiervan.
1567, 07
augustus. Folio 58
Thijs Vanden
Bossche, in de naam en tot behoef van zijn dochter Lijssbeth Vanden Bossche
heeft het versterf ontvangen dat haar verstorven is na de dood van Marie Hoets
zaliger, haar nicht. Dat gaat om een bosje bij Laren gelegen, grenzend Beatrix
Thijs 1), Aert Heijnen 2) en Juliaen Corvers erfgenamen 3); nog een halve
rinsgulden jaarlijks, staande op panden van Ffrans Van Gelmen onder Schuelen
gelegen.
Marcelis Wolffs
als momber van zijn huisvrouw Maria Vanden Bossche en Rombout Vanden Bossche
hebben tevens het voorgaande bosje ontvangen met de halve rinsgulden jaarlijks
aan panden van Ffrans van Gelmen voorschreven; nog een mudde rogge jaarlijks
staande op panden van Lambrecht Hagels in Laren gelegen. De voorgenoemde
personen zijn met recht tot de gichte gekomen.
1567, 04
september. Folio 58v
Katharijn Vander
Heirstraten met haar verleende momber Jaspar Cornelis heeft opgedragen tot
behoef van Jan en Bartholomeeus Claes, haar kinderen, haar tocht van al haar
goederen onder deze bank sorterend, voor zover het kindsgedeelte van Jan en
Bartholomeeus reikt. Jan en Bartholomeeus Claes zijn met recht tot tocht en erf
gekomen.
Dadelijk daarna,
nu tocht en erf samen zijn, hebben Jan en Bartholomeeus Claes samen opgedragen
tot behoef van Baltazar Zmeets een stuk erf onder Schuelen gelegen, grenzend
Jan Tummermans 1), sheeren straet 2), Herman Pijpen 3), voor 35 rinsgulden
Brabants, godspenninck een halve stuiver en lijcoep 1 rinsgulden. Het
voorschreven goed is enkel met grondcijns belast. Baltazar Smeets is met recht
tot de gichte gekomen.
Daarna hebben
Jan en Bartholomeeus Claes opgedragen tot behoef van Baltazar Smeets als een
borg hun hele kindsgedeelte en ze beloven dat ze hun andere broers en zusters
voor het recht zullen brengen als ze mondig geworden zijn om hiermee in te
stemmen.
1567, 18
september. Folio 59v
Jan Vanden Boeck
heeft opgedragen tot behoef van Bartholomeeus Van Buijlen een bloexke onder
Schuelen gelegen, grenzend sheeren straet 1), Lenaert Lompen aan de overige 3
zijden, voor 15 rinsgulden Brabants eens boven de volgende lasten: 2,5 halster
rogge jaarlijks aan Marten van Diepenrijt; 12 stuivers jaarlijks waarvoor Jan
Vanden Boeck voorschreven dit bloeckske heeft ingewonnen en met 2 penninck
grondcijns. Godspenninck 1 blanck en lijcoep nae lantcoep. Bartholomeeus Van
Buijlen is met recht tot de gichte gekomen.
1567, 18
september. Folio 60
Henrick Berten
heeft opgedragen tot behoef van Jan Swinnen alias Basten een stuk broek in
Oversell gelegen, grenzend de voorschreven Jan Zwinnen aan 2 zijden, Geert
Leeuws 3) en Willem Geerts 4), in ruil voor land in Hechtel 'int Kercken Velt'
gelegen, zonder dat de ene de andere iets toegeeft. Jan Swinnen is met recht tot
de gichte gekomen.
1567, 02
oktober. Folio 60v
Anna Meijen met
haar verleende mombers Willem Geerts en Jan Kenens heeft opgedragen tot behoef
van haar zoon Willem Meijen alias Cremers haar tocht van een stukje erf in
Oversel gelegen, geheten 'Onser Vrouwen Donck', de helft ervan, grenzend 'het
Ketelken' 1), Peter Wellens 2), den gemeijnen aerdt 3) en Theeus Cremers 4).
Willem is met recht tot tocht en erfelijkheid gekomen.
Dadelijk daarna,
nu tocht en erfelijkheid samen zijn, kwam Willem Meijen alias Cremers en hij
heeft opgedragen tot behoef van Peter Wellens de helft van het voorschreven
stukje erf, genaamd 'Onser Vrouwen Donck'. Het is niet belast. Verkocht voor 2
rinsgulden Brabants eens, godspenninck een halve stuiver en lycoep 10 stuivers.
Peter Wellens is met recht tot de gichte gekomen.
1567, 02
oktober. Folio 60v
Wouterus Vanden
Venne verkoopt, volgens een octrooi 'geoctorizeert' door de Koning en het
voluntair vonnis in de Raad van Brabant gewezen, die hij hier heeft getoond.
Tevens is er een conditie en voorwaarde waarop de hierna volgende renten en
pachten verkocht zijn. Hij draagt op tot behoef van Jan Van Craijewinckel,
meier in Halen, 1,5 mudde rogge en 20 stuivers jaarlijks staande op panden in
Laren gelegen van de erfgenamen van Lucas Bogaerts. De eerste gicht van het
half mudde rogge en de 10 stuivers jaarlijks is gepasseerd op 6 oktober 1547.
De eerste gicht van het mudde rogge en de 10 stuivers jaarlijks is gepasseerd
op 12 april 1548. Hij draagt nog een mudde rogge jaarlijks op staande op panden
van Steven Hemelers in Genenbossch gelegen, zoals men zal vinden op 1 maart
1554. Verkoopt nog 30 stuivers jaarlijks staande op panden van Jan Beckers
erfgenamen onder Schuelen gelegen. Verkocht voor 59 rinsgulden en 10 stuivers
Brabants eens. Jan Van Craijewinckel is met recht tot de gichte gekomen.
1567, 16
oktober. Folio 64v
Pouwels Geerts
had op 8 oktober laatstleden voor de medeschepenen Henrick Windelen en Peter
Neven aangebracht dat hij tot behoef van Servaes Kenens verkocht een stuk land
in Coerssel gelegen, geheten 'den Muggen Berch', met een driesje ernaast
gelegen, grenzend Geert de Schepers erfgenamen, Christiaen Kenens kinderen,
Peter Neven, de kinderen van Jan Beckers, Pouwels Geerts voorschreven en een
Brabantse uutfanck, voor 50 rinsgulden Brabants eens boven alle lasten. Servaes
Geerts kwam op 16 oktober daarna met recht tot de gichte.
1567, 16
oktober. Folio 65v
Jan tCeels heeft
opgedragen tot behoef van Sebastiaen Buelinxs een bloeck in Schuelen omtrent
'den Balcx Wijer' gelegen, groot omtrent een half boender, grenzend 'die Roesen
Straet' 1), Marten Swilden 2), 'die Coenkens Bosschen' 3), voor 27 rinsgulden
Brabants eens boven de lasten, godspenninck een halve braspenninck, lijcoep nae
lantcoep. Sebastiaen is op 13 november daarna met recht tot de gichte gekomen.
1567, 12
november. Folio 66
Aert Neelens
heeft in de naam van en voor Jan en Geertruijt Neelens het versterf ontvangen
dat hen na de dood van hun ouders is verstorven: een stuk erf aan 'honnen
aensel' gelegen, grenzend hun eigen erf en de gemeijnte; nog een eussel in
Oversell gelegen, grenzend de beek en de gemeijnen aerdt. Aert Nelens is tot
behoef van Jan en Geertruijt met recht tot de gichte gekomen.
1567, 27
november. Folio 68v
Henrick Geerts
zoon van Jan heeft opgedragen tot behoef van Henrick Vanden Valgaijer een stuk
broek onder Coersel gelegen, geheten 'den Echtersten Exels Beempt', grenzend
Valentijn Vaes 1), Jan Reijners 2), Servaes Kenens 3) en de beek 4), en verder
al zijn andere Loonse goederen die hij nu heeft of zal krijgen samen als een
onderpand voor 10 mudde rogge jaarlijks waarvan de hoofdgicht gepasseerd is
voor de Brabantse bank op 13 november laatstleden. Adriaen Vander Hoeven is in
de naam en tot behoef van Henrick Vanden Valgayer met recht tot de gichte
gekomen.
1567, 11
december. Folio 70
Bartholomeeus
Schuermans alias Van Exell heeft opgedragen aan de armen van Berbroeck een stuk
broek gelegen omtrent Eversel, geheten 'het Roesbroeck'. Het is enkel belast
met 1 penninck grondcijns en grenst Mathijs Van Soerloeck aan 2 zijden en de
Laeck 3). Schuermans zet het in pand voor 4 halster rogge jaarlijks Diester
maat met valdag op Sint-Andriesavond. De pacht staat te kwijten met 19
rinsgulden Brabants. De 4 halster rogge zullen elk jaar 'gespint' (gespendeerd)
moeten worden aan de armen van Berbroeck binnen de kerk op 'den heijligen
kerssavondt' in brood en ze moeten elk jaar op het rekeningenboek gebracht
worden. Matheeus Vreven is als momber en in naam van de Armen van Berbroeck met
recht tot de gichte gekomen.
Als
Bartholomeeus voorschreven of zijn nakomelingen deze pacht willen afleggen,
moet dat gebeuren met een ongevallen pacht. Godspenninck 1 oert Brabants en
lycoep 10 stuivers, pontgelt 19 stuivers en 5 stuivers Brabants voor de andere
hofrechten. Het geld hiervoor is gekomen van een half mudde rogge jaarlijks dat
werd afgelegd aan de armen door Ambrosius Vander Eijcken met 20 rinsgulden eens
en het geld werd hier dus weer aangelegd.
Op 11 januari
1601 heeft heer Lambrecht van Tiewinckel, pastoor in Berbroeck, geassisteerd
door H. Geestmeester Aerdt Smolders van Berbroeck aan Peeter Aerdts en zijn
panden de vier vat koren voorschreven. Ze bekennen dat ze zowel de
hoetpenningen als de verlopen ontvangen hebben. Ze zullen het geld weer
aanleggen voor de armen. Peter is tot de gichte gekomen.
1567, 11
december. Folio 70v
Wouterus Vanden
Venne heeft, in navolging van zijn commissie en octrooi verleend door de koning
door vonnis in de Raad van Brabant gewezen, opgedragen tot behoef van het
godshuis van Sint Annen Daele binnen de stad Diest 7 rinsguden Brabants
jaarlijkse rente staande op panden van Augustijn Sjonckeren onder Linchout
gelegen. De eerste gicht is gepasseerd op 21 maart 1555. Deze 7 rinsgulden
jaarlijks zijn samen verkocht met een mudde rogge en 1 rinsgulden jaarlijks
onder Zeelem hovend, daarom zijn de 7 rinsgulden die hier hoven omwille van het
pontgelt gerekend aan 82 rinsgulden Brabants eens. Willem Bouwens is in de naam
van en voor het godshuis voorschreven met recht tot de gichte gekomen.
1567, 11
december. Folio 71
Wouterus Vanden
Venne voorschreven heeft, in navolging van zijn commissie en octrooi verleend
door de koning en door vonnis in de Raad van Brabant gewezen, opgedragen tot
behoef van het godshuis van Sint Annen daele binnen Diest 2 rinsgulden Brabants
en 1 mudde rogge jaarlijks, staande op panden van de erfgenamen van Mathijs
Schijven, volgens de inhoud van het register, voor 47 rinsgulden Brabants eens.
Willem Bouwens is in de naam van en voor het godshuis voorgenoemd met recht tot
de gichte gekomen.
1567, 11
december. Folio 72v
Wouterus Vanden
Venne voorschreven heeft, in navolging van zijn commissie en octrooi verleend
door de koning en door vonnis in de Raad van Brabant gewezen, de panden van Jan
Convents als momber van zijn huisvrouw gekweten van de helft van 10,5
rinsgulden jaarlijks. Hij kreeg zowel de hoetpenningen als alle verlopen
betaald van de helft van de rente. Jan Convents is als momber van zijn
huisvrouw tot de gichte gekomen.
1567, 11
december. Folio 73v
Willem Geerts
heeft voor hem als momber van zijn huisvrouw Brigida Vanden Hove en voor zijn
megeringen Heer Mathijs, Jan, Jeronijmus, Lijssbeth en Anna Vanden Hove en voor
de kinderen van Maria Vanden Hove het versterf ontvangen dat hen na de dood van
hun ouders is verstorven: een stuk broek onder Coersel gelegen bij 'die
echterste moelen te Castel', grenzend 'die Maelbeeck' en 'die Auwe Beeck'; nog
een stuk broek en eusel geheten 'die Schrick', grenzend Reijner Smeets
erfgenamen W, Geert Swinnen erfgenamen O, 'den Eertwech' 3); nog een beemd 'int
Lanck Hout' gelegen, grenzend Jan Smeets kinderen 'Langen Beempt', Anna
Tielmans, de kinderen van Jan Van Ham, Jannes Opt Straet erfgenamen en de H.
Geest van Coersel; nog een gedeelte 'inden Hoegen Bossch' gelegen, grenzend de
beek 1), de 'BosschWijer' van de heer van Lumpmen en de erfgenamen van Jan
Slangen.
1568, 22
januari. Folio 76
Wouter Scepers
heeft opgedragen tot behoef van zijn kinderen Thijs, Marie, Margriet, Kathrijn
en Lijssbeth Scepers zijn tocht van de helft van een beemd onder Coerssel
gelegen, geheten 'den Exels Beempt', waarvan de wederhelft toebehoort aan Jan
van Postel. De beemd grenst Peter Neven 1), Jan Reijners 2), de beek 3) en Jan
Van Postel voorschreven 4). De kinderen zijn hiermee met recht tot tocht en
erfelijkheid gekomen.
Dadelijk daarna,
nu tocht en erf samen zijn, hebben Thijs Scepers, Maria Scepers met haar
wettige momber Peter Zwinnen, Margriet en Kathrijn Scepers met hun verleende
mombers hun vader Wouter Scepers en Aert Van Stapel en Lijssbeth Scepers met
haar wettige man en momber Jeronijmus Shoegen opgedragen tot behoef van Jan Van
Postel de voorschreven 'Exels Beempt' voor 137,5 rinsgulden Brabants eens,
godspenninck 1 stuiver en lijcoep 4 rinsgulden. Jan Van Postel is tot de gichte
gekomen.
1568, 22
januari. Folio 76v
Jan Vanden Boeck
heeft opgedragen tot behoef van Marten IJliaes huis en hof onder Schuelen
gelegen, grenzend sheeren straet 1), Jan Luijten 2), 'het Luijten Velt' 3), als
een pand voor 15 stuivers Brabants jaarlijks met valdag op datum van gichten.
Te kwijten met 15 rinsgulden Brabants. Marten is met recht in de rente ter
gichte gekomen.
1568, 05
februari. Folio 78
Scheiding en
deling tussen de kinderen van Henrick Peters alias Lemmens, namelijk Jan,
Henrick en Maria Peters.
De oudste zoon
Jan kreeg voor zijn portie en kindsgedeelte: 'den meesten aenseel' met de
gehele hof en met het halve veld in Gestel gelegen; het geheel driesje
tegenover de deur gelegen; 2 wijers; de halve beemd tEversel gelegen, de zijde
westwaarts gelegen; de half 'Rue' met 'het Driessch Bosschken' en met 'het
Vosselen'. Hierop zal zijn broer Henrick een eik mogen afhouwen en twee of drie
elzen staande op het 'Driesschke' hierboven.
Aan Henrick, de
jongste zoon, komt voor zijn kindsgedeelte de plaats aan de 'bije halle'
gelegen, met de beemd tegenover de deur en het half 'Velt'; nog 'het Wellens
Beempdeken' en 'die Driesschen'; nog 'den Rue Bossch' en 'tGroet Stock'.
Henrick zal de keus hebben aangaande het veld 'tinden Jan voirschreven dat
gesat sal hebben'. Degene die dan het stuk het dichtstbij het huis zal vallen,
zal het bosje hebben achter het veld gelegen. Hij krijgt nog 1 rinsgulden
jaarlijks onder 'der Houeijcken' gelegen, staande op panden van Cornelis Joris.
Voor Maria is
voor haar deel 'den aenseel daer Huijsman innen woent' met de hof en met 'het
Nuwen Bloeck', de halve beemd aan de oostzijde in Eversel gelegen; nog het
gehele broek opt Gemeijn Broeck gelegen; de helft van 'der Rue' en het bosje
tGeen Hout gelegen; nog 'den Eijckmans Driessch'; de 'Onderhalff Zille' en 1
rinsgulden jaarlijks onder de bank van 'der Houeijcken', staande op panden van
Cornelis Joris.
Jan Peters,
Henrick en Maria Peters, beiden met hun verleende mombers Jan Huijmans en Claes
Morren hun omen, Aert Vanden Bogaerde en Juliaen Gebelen hebben afstand gedaan
van hun rechten op elkaars deel. Elk van deze drie gedeelten zal jaarlijks aan
verscheidene personen 6 rinsgulden en een half mudde rogge betalen.
1568, 19
februari. Folio 80
Jan Stapparts
heeft ontvangen na de dood van zijn zuster Iken Stapparts, waar Jan Baelgie als
tochter is uitgestorven: een stuk broek onder Schuelen gelegen, grenzend Geert
Coex erfgenamen 1) en de erfgenamen van Geert Pijls 2). Jan Stapparts is met
recht tot de gichte gekomen.
1568, 19 februari.
Folio 80v
Jan Hoesen heeft
opgedragen tot behoef van Thijs Lekens een stuk land onder Coerssel gelegen,
geheten 'het Jaex Lant', grenzend Peter Hoets 1), Servaes Kenens 2), Aert
Nelens 3); nog een stuk broek ook onder Coerssel gelegen in Oversell, geheten
'den Boven Beempt', grenzend Andries Seijsens 1), Maria Dillen 2), sheeren
aerdt 3) en de beek 4), voor 175 rinsgulden Brabants eens boven alle lasten.
Van deze som moet in contant geld 100 rinsgulden betaald worden en de rest
binnen 3 jaren. Godspenninck 1 stuiver en lijcoep 10 stuivers. Thijs Lekens is
met recht tot de gichte gekomen. Anna Moens, de huisvrouw van Jan Hoesen, heeft
met deze gicht ingestemd.
1568, 19
februari. Folio 81
Thijs Lekens
heeft met zijn huisvrouw Lijssbeth Moens alias Hoets opgedragen tot behoef van
Jan Diericx het 'Jaex Lant' en 'de Boven Beempt' beschreven in de voorgaande
gichte als een pand voor 6 rinsgulden Brabants jaarlijks met valdag op Sinte
Petersdag, die men noemt Cathedra. Deze kan met 100 rinsgulden Brabants gekweten
worden (philipsdaelders gerekend aan 35 stuivers Brabants voor 75 rinsgulden en
de rest zoals het geld zijn koers en loop heeft). Thijs Lekens betaalde het
pontgelt. Jan Dierix is met recht tot de gichte gekomen.
1568, 26
februari. Folio 81v
Wouter Moers
heeft als momber van zijn huisvrouw Margriet Mewis en voor Henrick Moers als
momber van zijn huisvrouw Katharijn Mewis 3 rinsgulden jaarlijks ontvangen,
staande op panden van Henrick Coex gelegen onder Schuelen, die hen verstorven
zijn na de dood van hun broer Aelbrecht Mewis. Wouter is voor hem en voor zijn
consoorten met recht tot de gichte gekomen.
1568, 04 maart.
Folio 82v
Peter IJliaes
met zijn huisvrouw Maria Van Hamme heeft opgedragen tot behoef van meester
Dierick de Wuest een stuk erf bij de molen in Herck gelegen, waarvan het
grootste gedeelte sorteert onder 'Schelen Hoff'. Het goed grenst de Herck 1),
'den steenwech' 2), 'die Cleijn Herck' 3) en de Cathuijsers van Ruremunde 4),.
Geruild voor 5 rinsgulden jaarlijks, zoals meester Dierick die gelden heeft op
panden van de erfgenamen van Jan Vanden Kerckhoff. Het gedeelte dat hier
sorteert, wordt geschat op 11 rinsgulden 5 stuivers. Meester Dierick de Wuest
is met recht tot de gichte gekomen.
1568, 18 maart.
Folio 83v
Lambrecht Joes
heeft opgedragen tot behoef van Jan Maes van Houthalen een stuk land onder
Schuelen gelegen, geheten 'het Custers Velt', grenzend 'die Swart Beeck' 1),
Goris Snijers 2) en de straat aan de andere zijden, als een pand voor 1,5
rinsgulden Brabants jaarlijks met valdag op Lichtmis en voor het eerst in 1569.
Ze staan af te leggen met 24 rinsgulden Brabants. Jan Maes is met recht tot de
gichte gekomen.
1568, 01 april.
Folio 85
Jan Juechmans
als momber van zijn huisvrouw Maria Wagemans en Bartholomeeus Van Buijlen als
momber van zijn vrouw Cristijn Wagemans hebben het versterf ontvangen dat hen
na de dood van hun ouders is verstorven: huis en hof onder Schuelen gelegen,
grenzend meester Govaert Vanden Roije aan 2 zijden en sheeren straet 3); nog
een zille land in de voorschreven hof gelegen en nog een hof geheten 'den
Aelbrecht'. Jan en Bartholomeeus zijn als mombers van hun huisvrouw met recht
tot de gichte gekomen.
1568, 01 april.
Folio 85
Reyner Minten
heeft het versterf ontvangen dat hem verstorven is na de dood van zijn neef Jan
Minten en waar Maria Couttereels alias Zentens als tochtster uitgestorven is:
huis en hof onder Schuelen gelegen, grenzend meester Govaert Vanden Roije aan 2
zijden en sheeren straet 3). Reijner Minten is met recht tot de gichte gekomen.
1568, 01 april.
Folio 85v
Peter Van
Lamijns heeft in de naam van en voor Jan en Maria Vanden Bossche het versterf
ontvangen dat hen is verstorven na de dood van heer Marten Vanden Bossche, hun
vader. Het gaat om 8 rinsgulden jaarlijks, staande op panden van de erfgenamen
van Jacob Cannarts onder Schuelen gelegen. Peter is voor Jan en Maria tot de
gichte gekomen met recht.
1568, 01 april.
Folio 86
Jan Gathis heeft
opgedragen tot behoef van de kinderen van Willem Bijssmans, namelijk Peter,
Willem en Claes Bijsmans de helft van 14,5 stuivers jaarlijks, staande op het
'Voert Euwt' van Jan Sroijen in Geeneijcken gelegen en nog zijn gedeelte in
'den Wouters Bossch' gelegen, in ruil voor 3 of 4 roijen land onder Westherck
gelegen, hovend onder de 'hoff van Waenroede'. Ze geven elkaar niets toe.
Willem Bijsmans is in de naam van en voor zijn kinderen met recht tot de gichte
gekomen.
1568, 01 april.
Folio 87
Jan Rutten alias
Ffranssen heeft opgedragen tot behoef van Jan Kenens huis en hof met een stuk
land in Stall onder Coerssel gelegen, grenzend de straat 1), Henrick Convents
kinderen 2), Jan Kenens voorschreven 3) en Jan Roesboems 4), voor 400
rinsgulden Brabants eens boven de volgende lasten. Deze lasten zijn: 3,5
rinsgulden jaarlijks aan Vranck Stalmans die te kwijten zijn met 58, valdag in
juli; 3 rinsgulden jaarlijks aan Jan Baten te kwijten met 50 rinsgulden en nog
2,5 rinsgulden jaarlijks aan Geert Reijners die staan te kwijten met 45
rinsgulden. Van de som van 400 rinsgulden zaal Jan Kenens in contant geld 200 rinsgulden
eens betalen en de andere 200 rinsgulden moet hij binnen het jaar betalen of
daarvoor 12 rinsgulden jaarlijks gichten indien de koper dit verkiest. Deze 200
gulden kunnen dan in twee keer worden afgelegd: telkens 6 rinsgulden jaarlijks
met 100 rinsgulden. Lijcoep nae lantcoep en godspenninck 9 stuivers. De
verkoper moet alle verlopen lasten betalen tot de gichte toe. Jan Kenens is met
recht tot de gichte gekomen. Hetgeen hier sorteert, is boven de lasten geschat
op 200 rinsgulden eens.
Op 26 mei 1569
heeft Jan Rutten bekend dat hij al zijn geld ontvangen heeft.
1568, 01 april.
Folio 88
Thomas Van Leuwe
met zijn huisvrouw Lijssbeth Naelden heeft opgedragen tot behoef van Jan Maes
van Houthalen huis en hof in Schuelen gelegen, grenzend Aert Hoets erfgenamen
1), de kinderen van Jan Vernijen 2), de erfgenamen van Wouter Alen 3) en
sheeren straet 4), als een pand voor een half mudde rogge jaarlijks met valdag
op 'Liechtmisse' eerstkomend. Af te leggen met 17 rinsgulden Brabants (de
philipsdaelder voor 35 stuivers) en de pacht volgens het verloop van de tijd.
Jan Maes is met recht tot de gichte gekomen.
Op 22 oktober
1573 heeft Jan Maes voorschreven deze panden gekweten. Hij kreeg alles betaald
en Melchior Van Schoenbeeck is tot de gichte gekomen.
1568, 05 april.
Folio 89v
Henrick Moers
met zijn huisvrouw Katherijn Mewis en Wouter Moers met zijn huisvrouw Margriet
Mewis hebben gelijk opgedragen tot behoef van Jan Maes van Thienwinckel de 3
rinsgulden Brabants jaarlijks die ze gelden hebben op panden van Henrick Coex
onder Schuelen gelegen. Ze zijn hen aangestorven na de dood van hun broer
Aelbrecht Mewis zaliger. Verkocht voor 50 rinsgulden Brabants eens. De
verkopers betalen het pontgelt. Jan Maes is tot de gichte gekomen met recht.
1568, 29 april.
Jaergedinge nae beloeken paesschen. Folio 94
Willem Claes
heeft opgedragen tot behoef van Maria Coex en haar zoon Wouter Coex een bos
onder Schuelen gelegen aan de 'Wolffs Kele', grenzend sheeren straet 1), de
erfgenamen van Jan Gathis 2) en Thijs Thijs erfgenamen 3), voor 4,5 rinsgulden
Brabants jaarlijks met valdag op 1 mei. Deze staat te kwijten zoals in de
volgende gicht vermeld staat. Verder is het goed enkel met grondcijns belast.
Godspenninck een halve stuiver. Maria Coex en haar zoon Wouter zijn met recht
tot de gichte gekomen.
1568, 29 april.
Jaergedinge nae beloeken paesschen. Folio 94
Maria Coex met
haar momber Wouter Coex, zoon van Gielis, heeft opgedragen tot behoef van haar
zoon Wouter Coex haar tocht van huis en hof in Schuelen gelegen, grenzend de
erfgenamen van Aert Vanden Dwee 1), de erfgenamen van Maria Claes 2) en Thewis
Vernijen 3). Wouter Coex is hiermee tot tocht en erf gekomen.
Dadelijk daarna,
nu tocht en erf samen zijn, hebben Wouter Coex voorschreven en ook Maria Coex
met haar voorschreven momber samen opgedragen tot behoef van Willem Claes het
bos vermeld in de voorgaande gichte en daarbij nog het voorschreven huis en hof
samen als een pand en onderpand voor 4,5 rinsgulden Brabants jaarlijks met
valdag zoals voorschreven is. Deze 4,5 rinsgulden jaarlijks staan af te leggen
met 70 rinsgulden Brabants. Willem Claes is tot de gichte gekomen
Daarna heeft
Wouter Coex zijn moeder Maria Coex weer in haar tocht gesteld. Ze is met recht
tot de gichte gekomen.
1568, 29 april.
Jaergedinge nae beloeken paesschen. Folio 94v
Pouwels Geerts
heeft opgedragen tot behoef van Servaes Kenens een half boender land onder
Coerssel gelegen, grenzend Peter Neven 1), Servaes Kenens voorschreven 2),
Geert Inden Savel 3) en de kinderen van Joris Scepers 4), voor 45 rinsgulden
Brabants eens boven een half halster rogge jaarlijks aan de H. Geest van
Coerssel. Servaes Kenens is met recht tot de gichte gekomen.
1568, 20 mei.
Folio 95
Op 6 mei hebben
Aert en Crijn Pouwels opgedragen tot behoef van Jan Hoets het vierendeel van
huis en hof in Schuelen gelegen, dat hen na de dood van hun zuster Dingen
Pouwels is aangestorven. Het grenst sheeren straet aan 2 zijden, Wilboert
Gielis 3) en Thomas van Leuwe 4). Verkocht voor 26 rinsgulden Brabants eens,
godspenninck 1 stuiver en lijcoep nae lantcoepe. Jan Hoets is op 20 mei met
recht tot de gichte gekomen.
1568, 20 mei.
Folio 95
Henrick Baeten
van Hechtel heeft opgedragen tot behoef van Jan Reijners een halve beemd in
Oversell gelegen, grenzend Dimpna Eelen 1), Mathijs Baeten 2), Anthonis Leijsen
3) en Henrick Thijs 4), voor 228 rinsgulden Brabants eens boven alle lasten.
Van deze som moet Jan in contant geld 153 rinsgulden geven en de rest binnen
het jaar. Henrick staat ervoor garant dat de halve beemd niet hoger belast is
dan met 2 halster rogge jaarlijks aan Maria Vanden Briele en met een halve
penninck grondcijns. Godspenninck 2 stuivers en lijcoep nae lantcoepe. Jan
Reijners is tot de gichte gekomen. Jan heeft uit zijn beurs voor 100 rinsgulden
aan philipsdaelders gehaald, die het stuk 35 stuivers waard zijn.
1568, 03 juni.
Folio 96v
Anthonis Svreen
als momber van zijn huisvrouw Heijloff Steecken heeft opgedragen tot behoef van
Barbara Palmaerts zijn tocht van zijn gedeelte van een stuk broek 'opte
Zeelbeempde' gelegen, grenzend de kinderen van Loijchs van Halbeeck 1), Jan
Juechmans 2), Jan Schuermans 3) en meester Govaert Vanden Roije 4). Wilboerdt
Vander Schommen is met recht tot de gichte gekomen in de naam van en voor
Barbara Palmarts voorgenoemd.
Dadelijk daarna
heeft Wilboerdt Vander Schommen als 'curatuere' en momber van Barbara Palmaerts
opgedragen tot behoef van Willem Vanden Roije het voorschreven stuk broek en
tevens heeft Peter Zannen als momber van zijn huisvrouw Cristijne Palmaerts ook
opgedragen tot behoef van Willem voorschreven zijn gedeelte van het
voorschreven stuk broek, samen voor 80 rinsgulden Brabants eens boven alle
lasten en kosten. Godspenninck 1 stuiver een lijcoep nae lantcoepe. Willem
Vanden Roije is met recht tot de gichte gekomen.
1568, 03 juni.
Folio 97
Daarna volgt de
aanstelling van Wilboert Vander Schommen als curator en voogd.
Op 6 februari
1561 werden Aerdt Christiaens en Wilbort Vander Schommen gekozen als curators
en mombers voor het minderjarige kind Barbara Poelmans, dochter van
Pouwels Palmarts zaliger, die hij verwekt ('geprocreert') had bij zijn
wettige huisvrouw Heijlwich Steecken. De mombers hebben de eed afgelegd in
handen van meester Pauwels Kimps 'meijer der heeren van Sartroysen in hunnen
hove gelegen tot Zelck' en in aanwezigheid van Gijsbrecht Drossaten, meester
Henrick Hozen, Claes Wijnters, Jan Vanden Zaevel, Jan Breskens, Henrick
Luijtgaerden en Jan van Zurpel, schepenen in Zelck. In presentie van en
ondertekend door Jeronijmus Vanden Berghe schepenklerk van de bank van Zelcke voorschreven.
1568, 03 juni.
Folio 97v
Kopie van een
machtiging door Heijlwich Steecken.
Voor de
schepenen van Halen verscheen Heijlwich Steecken de Jonge met haar wettige man
en momber Anthonis en ze heeft haar man gemachtigd, mits deze akte, om haar
'tocht ende bladinge' af te gaan van de helft van 12 roijen broek, 'weijwas' of
beemd gelegen 'int gemeijn broeck' geheten 'die Zeelbeempden' bij Schuelen,
voor hof en heer waaronder de grond valt. Hij mag alles doen wat nodig is om
haar dochter Barbara Palmarts, die ze van haar eerste man Pauwels Palmarts
zaliger heeft behouden, de tocht en de eigendom van de helft van deze 12 roijen
land te bezorgen zodat haar mombers de kopers van de grond kunnen gichten en
kwijting geven. De mombers moeten het geld dat daarvan komt uitzetten, maar de
opbrengst daarvan komt zolang de moeder leeft aan haar toe. Opgemaakt binnen de
stad Halen in presentie van Wouter Lanen en Jan Robijns, schepenen, en van
secretaris Henrick Hozen, die ondertekent op 29 maart 1567 Brabantse stijl.
1568, 03 juni. Folio 98
Op 1 april
verscheen Cristijn Palmarts bij notaris heer Gielis Lenaerts. Ze machtigt haar
man Peter Zannen als haar wettige momber om de verkoop te regelen van een stuk
beemd gelegen op de 'Zeijlbeempde' onder Schuelen. Dat broek is gekomen van de
zijde van de ouders van Cristijn. Ze geeft macht aan haar man om alles te
regelen alsof ze tegenwoordig was. Getuigen: Claes Winters en Jan Peters.
1568, 03 juni.
Folio 99
Lucas Cuijpers
heeft opgedragen tot behoef van Melchior Van Schoenbeeck 1 rinsgulden jaarlijks
zoals hij die gelden heeft op panden van Jan Vanden Boeck onder Schuelen
gelegen, voor 15 rinsgulden eens, godspenninck een halve stuiver en lijcoep 10
stuivers. Melchior is met recht tot de gichte gekomen.
1568, 01 juli.
Jaergedinge nae Sint Jans baptisten dach. Folio 100
Henrick Vanden
Bossche van Zeelem heeft aan panden van meester Govaert Vanden Roije de 5
stuivers jaarlijks gekweten die hij erop gelden had. Hij bekent dat hij ervoor
4 rinsgulden eens heeft ontvangen. Jan Juechmans is in de naam van en voor
meester Govaert met recht tot de gichte gekomen.
1568, 23
september. Folio 103v
Meester Dierick
de Wuest gicht Melchior Van Schoenbeeck in 10 stuivers jaarlijks, zoals hij die
gelden heeft op panden van Jan Vander Linden, voor 7 rinsgulden Brabants eens.
Melchior Van Schoenbeeck is ter gichte gekomen.
1568, 24
oktober. Folio 104v
Henrick IJliaes
heeft opgedragen tot behoef van Govaert Rommen zijn gedeelte van een stuk broek
geheten 'die Cleijn Roeten', waarvan de heer van Lumpmen het derdedeel heeft,
grenzend 'die Coelen Herck' Z, de heer van Lumpmen 'Groet Roeten' O en Thijs
van Ham W, als een onderpand voor 3,5 rinsgulden Brabants jaarlijks zoals
Henrick IJliaes aan Govaert Rommen heeft gegicht onder Herck. Govaert is met
recht tot de gichte gekomen.
1568, 18
november. Folio 105
Wouter Coex
heeft opgedragen tot behoef van Henrick Vanden Inde een hof in Schuelen
gelegen, geheten 'den Stap Hoff', grenzend Jan Scheers aan 2 zijden, sheeren
straet verder rondom, als een pand voor 2 rinsgulden Brabants jaarlijks met
valdag op datum van gichten. Deze staan te kwijten met 32 rinsgulden Brabants.
Henrick Vanden Inde is met recht tot de gichte gekomen.
1568, 18
november. Folio 105v
Jan Wevers alias
Mantels heeft opgedragen tot behoef van Jan Leuwkens wonend in Diest de 4
rinsgulden Brabants jaarlijks zoals hij die gelden heeft aan panden van Henrick
Dingenen alias Moelenbroex, zoals men zal beschreven vinden op 25 april 1566.
Verkocht voor 70,5 rinsgulden Brabants. Jan Leuwkens is met recht tot de gichte
gekomen.
1568, 16
december. Folio 106
Willem Vanden
Roije heeft opgedragen tot behoef van Matheeus Wilsens een stuk broek op de
'Zeelbeempde' gelegen, zoals hij dat met gichte verkregen heeft op 3 juni
laatstleden van Anthonis Svreen met zijn megeringen. Willem bekent aan Matheeus
de naderschap daarvan. Matheeus Wilsens is met recht tot de gichte gekomen.
1569, 11
januari. Folio 108
Peter Vanden
Briele heeft in de naam van Willem Vanden Roije het versterf ontvangen dat hem
verstorven is na de dood van zijn broer Willem Van Nedercosen: een stuk erf
onder Schuelen gelegen, geheten 'den Woumans Driessch'; nog een stuk erf
geheten 'het Hemelrijck', ook onder Schuelen gelegen. Peter is in de naam van
Willem Vanden Roije tot de gichte gekomen.
1569, 11
januari. Folio 108
Peter Vanden
Briel heeft ook in de naam van Anthonis Zwinnen als momber van zijn huisvrouw
Beatrix Vanden Roije het versterf ontvangen dat hem als momber van zijn vrouw
verstorven is na de dood van haar broer Willem Van Nedercosen: een stuk erf
onder Schuelen gelegen, geheten 'die Cauwe Eijcken'. Peter Vanden Briele is
voor Anthonis als momber van zijn huisvrouw met recht tot de gichte gekomen.
1569, 13
januari. Jaergedinge nae derthien dach. Folio 108v
Aerdt Vanden Bogaerde
alias Gueris heeft opgedragen tot behoef van Wouter Busselkens een heide onder
Schuelen gelegen, grenzend Ffrans Van Gelmen 1), de kerk of 'ons Lieff Vrouwe
van Lumpmen' 2), de erfgenamen van Henrick Meukens 3), voor 38 rinsgulden
Brabants eens. In contant geld moet 18 rinsgulden betaald worden en voor de
resterende 20 rinsgulden Brabants zal Wouter Busselkens jaarlijks 1 rinsgulden
Brabants geven. Deze staat dus met 20 rinsgulden af te leggen. Valdag jaarlijks
op datum van gichten. Wouter heeft 1 stuiver gegeven als godspenninck. Lijcoep
nae lantcoep. Wouter is met recht tot de gichte gekomen. Wouter heeft de
voorschreven heide opgedragen als een pand voor de voorschreven rinsgulden
jaarlijks. Aert Vanden Bogaerde is met recht tot de gichte gekomen. Op 26 april
1571 is de rinsgulden jaarlijks gekweten door Aerd Vanden Bogaerde, zoals
hierna op die datum staat.
1569, 13
januari. Jaergedinge nae derthien dach. Folio 109
Claes Oems alias
Meijnen heeft voor hem en voor Henrick en Marie Oems alias Meijen het versterf
ontvangen dat hen verstorven en door testament gelaten werd door Claes Meijnen,
hun oom: een stuk broek gelegen in Oversell, grenzend Reijner Pelsers en Peter
Dillen. Claes is voor hem en voor zijn megeringen met recht tot de gichte
gekomen.
1569, 13
januari. Jaergedinge nae derthien dach. Folio 112
Geleytenisse
genomen door de meier van Malepeerts Hoff op goederen van Jannes Creyten en van
Henrick Coex als momber van zijn huisvrouww.
De meier en de
laten van het Laethoff van Malepeert hebben voor deze schepenen aangebracht dat
de meier van het hof geklaagd had, volgens de conde die gedaan was op Jannes
Creyten en Henrick Coex als momber van zijn huisvrouw Iken Coex, op gronden van
erven omdat ze niet gereleveerd hebben binnen de 40 dagen na de dood van Geert
Creyten, hun broer, de helft van een stuk land onder Schuelen opden Belick
gelegen, grenzend meester Govaert Vanden Roije 1), Joncker Kaerl Van Rijckel
2), meester Geert van Velpen 3) en het klooster van Herckenroede 4). Er was
zover geprocedeerd dat de zaak door de laten gewezen werd oud genoeg van
genachte te zijn en om de wederpartij de conde tegen het aanbrengen van deze om
het geleijt zien te nemen. De meier verklaarde dat hij de conde had gedaan
tegen de dag van vandaag aan Jannes en aan Henrick als momber van zijn
huisvrouw. Ze waren ingeëist, maar zeiden niets. Daarop wezen de schepenen van
deze schepenbank om de partijen door de gezworen bode de conde te doen of ze er
iets tegen zouden inbrengen. Daarna 'opten gesteken dach' 27 januari 1569
verzocht de meier van het laathof voorschreven verder recht en hij verzocht om
tot de gronden geleid te worden. Gezworen bode Quinten Hoelsteens verklaarde op
zijn eed dat hij de conde had gedaan tegen het geleyt aan Jannes Creyten en
Henrick Coex als momber van zijn huisvrouw Iken Coex. Deze partijen zeiden
niets. Daarop werd aan Jan Swijsen als meier van het voorschreven laathof hout
en rissch geleverd volgens recht in een teken van eigendom.
1569, 10
februari. Folio 114v
Marten
Cortovelen heeft als momber van zijn huisvrouw Katherijn Van Nedercosen het
versterf ontvangen dat hen verstorven is na de dood van Willem Van Nedercosen,
haar neef. Dat gaat om een beemdje onder Schuelen gelegen, grenzend 'die
Plesse' 1), sheeren sraet 2) en Nijs Kelbrechs erfgenamen 3). Marten is als
momber van zijn huisvrouw tot de gichte gekomen met recht.
1569, 25
februari. Folio 115v
Willem Paelmans
heeft als momber van zijn huisvrouw Ida Bruijnen en ook voor Jan Bruijnen het
versterf ontvangen dat hen na de dood van Wilboert Bruijnen is verstorven. Dat
gaat om een stuk broek onder Coerssel gelegen, omtrent 4 dachmael groot,
grenzend Gielis Laukens 1), de kinderen van Henrick Convents alias Inde Moelen
2). Willem is als momber van zijn huisvrouw en ook voor Jan Bruijnen met recht
tot de gichte gekomen.
1569, 03 maart.
Folio 117
Pouwels
Hoeffmans heeft opgedragen tot behoef van Andries Goesens een stuk land 'in de
Paelmans Hoeve' onder Coersel gelegen, groot omtrent 3 halster zaaiens,
grenzend Loijch Beckers 1), sheeren aerdt 2), de erfgenamen van Henrick Opt
Straet 3) en Hubrecht Opt Straet 4). Het was al belast met 4,5 halster rogge
jaarlijks en nog met 4 halster rogge jaarlijks. Boven deze lasten moet 15,5
rinsgulden Brabants eens betaald worden, godspenninck 1,5 stuivers en lijcoep 7
stuivers. Andries Goesens is tot de gichte gekomen.
1569, 17 maart.
Folio 118
Jan Schepers
heeft opgedragen tot behoef van de kinderen van Henrick Convents, namelijk
Peter, Valentijn, Aert en Christijn Convents, de helft van een stuk broek bij
de molen van Castel gelegen, waarvan de voorschreven kinderen de wederhelft
hebben, grenzend deze kinderen 1), Thewis Hueveners 2), de beek 3) en Peter
Melis 4). Het is enkel belast met sheeren grondcijns, voor 215 rinsgulden
Brabants eens, godspenninck 1,5 stuivers en lijcoep nae lantcoep. Peter is voor
hem en voor zijn megeringen tot de gichte gekomen met recht.
1569, 03 maart.
Folio 119
Henrick Meijen
heeft voor de kinderen van Heijloff Aerdts, namelijk Kathrijn en Maria, een
euwsel ontvangen onder Coersel gelegen, geheten 'het Buetschot', dat aan hen na
de dood van hun ouders verstorven is. Henrick is voor de voorschreven kinderen
ter gichte gekomen.
1569, 03 maart.
Folio 119
Jan Hosen heeft
ontvangen na de dood van zijn nicht Heijloff Lueckemans een stuk land in Castel
gelegen, grenzend Peter Bullekens 1), Thijs Seijsens 2) en de straat 3). Jan
Hoesen is met recht tot de gichte gekomen.
1569, 21 april.
Jaergedinge nae beloecken paesschen. Folio 120
Jan Gaermans
heeft opgedragen tot behoef van Ffrans Stas de helft van een huis met een stuk
land in Coersel gelegen, grenzend sheeren straet aan 3 zijden en Jan
voorschreven 4). Het goed is nog verkocht met een goed sorterend onder Brabant
in een koop. Hetgeen hier sorteert, wordt gerekend op 60 rinsgulden eens boven
de lasten. Ffrans Stas is met recht tot de gichte gekomen.
1569, 21 april.
Jaergedinge nae beloecken paesschen. Folio 120v
Ffrans Stas
heeft weer opgedragen tot behoef van Jan Gaermans het voorschreven goed als een
pand voor 3 rinsgulden Brabants jaarlijks met valdag op datum van gichten. Deze
som moet altijd kosteloos en schadeloos betaald worden. Af te leggen met 50
rinsgulden Brabants. Ffrans belooft onderpand te stellen onder de Brabantse
bank. Jan is met recht tot de gichte gekomen. In 1572 op 3 maart kwijt Jan
Gaermans aan Ffrans Stas en zijn panden de 3 rinsgulden jaarlijks. Ffrans is op
17 april tot de gichte gekomen.
1569, 21 april.
Jaergedinge nae beloecken paesschen. Folio 123
Gielis Gathoffs
als momber van zijn huisvrouw Margriet Van Obbel heeft het versterf ontvangen
dat haar aangestorven is na de dood van Marie, haar zuster: een stuk land
gelegen 'int Cleijn Velt' onder Coersel, grenzend Peter Op Straet 1), Sijmon
Beckers 2). Gielis is als momber van zijn huisvrouw tot de gichte gekomen met
recht.
1569, 05 mei.
Folio 125
Willem Claes
heeft opgedragen tot behoef van heer Thomas Heusius van Moll, deken van
Sint-Jan binnen Diest, 4,5 rinsgulden Brabants jaarlijks zoals hij gelden heeft
op panden van Marie Coex onder Schuelen gelegen, volgens de inhoud van het
register. Verkocht voor 70 rinsgulden Brabants. Heer Thomas is met recht tot de
gichte gekomen. Willem stemt in met een gezegelde brief hiervan.
1569, 05 mei.
Folio 125v
Peter Vanden
Briele heeft ontvangen in de naam van heer Jan Van Hamme, rector van het H.
Geestaltaar in Herck, een stuk broek op de Herck gelegen, geheten 'den Galeas',
waar heer Jan Joes als sterfelijke gichtdrager uitgestorven is. Heer Jan Van
Hamme is als rector voorschreven als sterfelijke gichtdrager gesteld van 'de
Galeas'.
1569, 05 mei.
Folio 126v
Henrick Meukens
heeft als momber van zijn huisvrouw Kathrijn Leijskens ermee ingestemd dat zijn
oom Peter Matheeus mag verkopen of lenen voor 100 daelders, zoals het testament
dat Agatha Hultemans gemaakt had, op gronden bij Hagelsteen gelegen: een eussel
geheten 'het Muijsdonck' en nog op gronden onder Schuelen gelegen. Is in hoede
gekeerd.
1569, 26 mei.
Folio 127
Peter Mathewis
en Henrick Meukens als momber van zijn huisvrouw Katherijn Leijskens hebben opgedragen
tot behoef van Jan Rutten een eussel geheten 'het Muijsdonck', grenzend de
heide 1), 'het goet van Hagelsteen' 2), 'den Papenbeempt' 3) en meester Claes
Kalen 4); nog een beemd onder Schuelen op de Herck gelegen en nog een bloeck
genaamd 'die Tiegelrije'. Deze erfgronden zijn verkregen door Jannes Wijmans en
zijn huisvrouw Dingen Hultemans zaliger. Ze dienen als pand van 12 rinsgulden
Brabants jaarlijks met valdag op de feestdag van Pinxten.Van deze 12 rinsgulden
sorteren er 4 rinsgulden jaarlijks onder de Brabantse bank. Ze moeten los en
vrij betaald worden. Ze staan af te kwijten met 150 rinsgulden Brabants. Omdat
er 4 rinsgulden onder Brabant sorteren, is hier voor het pontgeld 5 rinsgulden
betaald door Peter Matheeus. Jan Rutten is tot de gichte gekomen met recht.
Henrick belooft om zijn huisvrouw hier te brengen om hiermee in te stemmen.
Peter Mathewis belooft om onderpand te stellen voor de rente in Beringen ten
'Luijcksen recht'.
1569, 26 mei.
Folio 127v
Jan Convents
heeft opgedragen tot behoef van Willem Geerts een stuk land met een beemdje
onder Coersel gelegen, geheten 'den Jaex Hoff', grenzend Willem voorschreven
aan 2 zijden, Michiel Heyns 3) en sheeren straet 4), voor een ander erf onder
de laethoff van Everboede sorterend. Ze geven elkaar niets toe. Willem Geerts
is met recht tot de gichte gekomen.
1569, 26 mei.
Folio 128v
Peter Hoets
gicht aan Peter Cloesters een stuk broek in Oversell gelegen, geheten 'den
Peerre Beempt', grenzend Thijs Moens 1), de kinderen van Aert Van Ham 2),
sheeren straet 3) en Andries Beerickens 4), voor een half mudde rogge erfelijk
onder Beringen sorterend, staand op panden van Thewis Willems. Daar boven moet
nog 167 rinsgulden Brabants eens betaald worden in contant geld. Godspenninck 2
stuivers en lijcoep 36 stuivers. Peter Cloesters is met recht tot de gichte
gekomen.
1569, 26 mei.
Folio 129
Thijs Vanden
Biesemen heeft voor Kerst en Marie Wilsens het versterf ontvangen dat hen
verstorven is na de dood van hun broer Jan Wilsens: 3 rinsgulden jaarlijks
staande op panden van Wouter Coex in Schuelen gelegen. Thijs is voor Kerst en
Marie Wilsens met recht tot de gichte gekomen.
1569, 26 mei.
Folio 132
Thijs Pouwels
heeft opgedragen tot behoef van Jan Hoets zijn gedeelte van huis en hof in
Schuelen gelegen, grenzend sheeren straet, Wilboert Gielis en Melchior Van
Schoenbeeck, voor 14 rinsgulden Brabants eens, godspenninck een halve stuiver
en lijcoep nae lantcoep. Jan Hoets is op 30 juni met recht tot de gichte
gekomen.
1569, 10 juni.
Folio 132v
Willem Vanden
Roye en Anthonis Zwinnen als momber van zijn huisvrouw Beatrix Vanden Roije
hebben ontvangen het versterf dat hen verstorven is na de dood van hun ouders.
Ze zijn met recht tot de gichte gekomen.
1569, 16 juni.
Folio 133v
Hubrecht Beckers
als momber van zijn huisvrouw, Henrick, Jan en Katherijn Vaes hebben het
versterf ontvangen dat hen na de dood van hun ouders is verstorven: een stuk
land gelegen achter 'den Assberch' onder Coersel, grenzend 'die Schriex Heijde'
en 'den Assberch' voorschreven; nog een stuk broek geheten 'den Grammart',
grenzend Servaes Vaes, Elen Mewis van Hechtel en Jan Pouwels; nog 'den
Exelssche Beempt' grenzend Servaes Kenens, Jan Geerts en Jan Beckers; nog een
stuk land geheten 'den Hogperre', grenzend de straat aan 2 zijden en Servaes Vaes
3); nog een stuk broek achter 'de Breedonck' gelegen, grenzend 'de Broeck
Straet', Bartholomeus Tielens en Peter Op Straet. Hubrecht Beckers, Henrick,
Jan en Kathlijn Vaes zijn met recht tot de gichte gekomen.
1569, 16 juni.
Folio 133v
Matheeus Prijs heeft
ontvangen het versterf dat hem verstorven is na de dood van zijn ouders; een
stuk erf onder Schuelen gelegen, geheten 'die Lang Weije', grenzend Aert Vanden
Kerchoff erfgenamen en Lambrecht Zekers; nog een bloeck grenzend Aert Vanden
Kerchoff erfgenamen, meester Govaert Vanden Roye; nog een half boender land
geheten 'het Bossken', grenzend Aert Vanden Kerchoff erfgenamen aan 2 zijden en
Peter Otten 3); nog een bosje 'opte Herestrate' gelegen, grenzend 'die straet'
1) en Cornelis Hermans 2) en verder al hetgeen onder deze bank sorteert.
Matheeus Prijs is tot de gichte gekomen.
1569, 16 juni.
Folio 134v
Katharijn
Creyten, huisvrouw van Wouter Stapparts, heeft ingestemd met de kwijtschelding
die haar man Wouter Stapparts gedaan heeft van een half mudde rogge jaarlijks
staande op een stuk erf toebehorend aan Reijner Stessens, geheten 'den Billen
Hoeck', dat vroeger Katharijn Vanden Venne gekocht had.
De gichte van
het half mud rogge voorschreven zal men vinden op 7 maart 1567.
1569, 16 juni.
Folio 134v
Ffrans Scepers
heeft opgedragen tot behoef van Peter Vanden Briele 9 rinsgulden Brabants
jaarlijks waarvan de 6 rinsgulden jaarlijks staan op panden van Jacop Van
Kaerle in Meldelaer gelegen, zoals te vinden is op 20 december 1565. De 3
rinsgulden jaarlijks staan op panden van Wouter Coex onder Scuelen gelegen,
zoals men vinden zal op 29 april 1557. Peter geeft voor die 9 rinsgulden
jaarlijks 148 rinsgulden Brabants eens. Hieraan komt het pontgelt in mindering.
Peter Vanden Briele is met recht tot de gichte gekomen.
1569, 30 juni.
Jaergedinge nae Sint Jan Baptisten dach. Folio 136
Jan Rutten heeft
opgedragen tot behoef van Jan Witters een stukje broek in Oversel gelegen,
rondom in Jan Witters voorschreven erf; nog een stukje land van omtrent 1
halster zaaiens, grenzend sheeren straet en Jan Witters voorschreven, voor 15
rinsgulden Brabants eens, 1 ort als godspenninck en lycoep 20 stuivers. Jan
Witters is met recht tot de gichte gekomen.
1569, 30 juni.
Jaergedinge nae Sint Jan Baptisten dach. Folio 136v
Scheiding en
deling tussen de kinderen en erfgenamen van Thomas Bossmans.
Aan Vincent
Bosmans als oudste zoon viel voor zijn deel het huis met de halve hof noord
gelegen, zoals die gedeeld is met de halve mesthofff, met de stal aan het
voorschreven huis gelegen, de warmoeshof en de put om samen met het volgende
part te gebruiken; nog een beemd in Genenbossch gelegen, geheten 'den Mangen
Beempt', grenzend 'het Gasthuijs Goet' van Diest O, Willem Gueris W; nog de
helft van een euwt in Boeckt gelegen, geheten 'het Droege Euwt'; nog de helft
van een bosje bij het 'Droege Euwt' gelegen; nog een bloexke gelegen achter
Jaspar Raijemekers; nog het derde deel van het gemeijne broeck belast met 4
stuivers jaarlijks en nog met 2 vaten roggen jaarlijks. Omdat het gedeelte van
Vincent nog belast is met 4 rinsgulden jaarlijks, die aan de volgende kavel
zijn toebedeeld, mogen hij en zijn nakomelingen de kosten halen op 'het Ossen
Beempdeke' dat aan de dochter van Jan Bosmans is gevallen.
Maria, de
dochter van Jan Bossmans, kreeg voor haar kindsgedeelte de schuur tGenenbossch
met de halve hof waarvan Vincent voorschreven de wederhelft kreeg, met de
schaapstallen; nog met een beemdje geheten 'het Ossen Beempdeken'; nog een euwt
tGeeneijcken gelegen, grenzend Servaes Cuijpers O, de erfgenamen van meester
Wilboert van Eversell W en Z; nog een bloexke in Boeckt gelegen achter Vincent
Hermans; nog een stuk land geheten 'het Bremen Lant', grenzend Aert Inden Plas
W, Michiel Opt Inde O; nog het derdedeel van het gemeijn broeck, belast met 2
vaten rogge jaarlijks.
De derde kavel
is voor Lijssbeth Schepers, de dochter van Wouter Schepers en Eelen Bossmans
voor haar kindsgedeelte: 'den Aenseel' met de hof in Boeckt gelegen; nog een
bloexke daar omtrent gelegen achter Reijner Bernaerts; nog een beemd gelegen in
Boeckt, geheten 'den Hobbeempt', grenzend Claes de Vilter O en Aert Leijs W;
nog de helft van 'den Droegen Euwt' in Boeckt gelegen, met het half bosje en
het derde deel van het gemeijn broeck. De helft van 'den Droegen Euwt' is
belast met 4 stuivers jaarlijks; het hele deel is belast met 2 vaten rogge
jaarlijks.
Vincent Bossmans
voor hemzelf, Jan Pouwels en Geert Reyners als mombers van Jan Bossmans dochter
Maria, Jan Schepers en Henrick Vreven als mombers van Lijssbeth Schepers
dochter van Wouter Schepers en Eelen Bossmans hebben afstand gedaan van hun
rechten op elkaars deel en ze houden de deling voor vast en onverbrekelijk op
een 'pandoen oft pene' (boete) van 50 carolusgulden Brabants: 1/3 voor
de kerk van Lumpmen, 1/3 voor de heer en 1/3 voor de partij die aan de deling
vasthoudt.
1569, 16
augustus. Folio 141
Lambrecht
Schepers met zijn huisvrouw Lijssbeth Vaes heeft opgedragen tot behoef van Jan
Reijners 6 rinsgulden Brabants jaarlijks met valdag op Sinte Gielisdag op en
aan een stuk land in Coerssel gelegen achter zijn 'aenseel', grenzend de
kinderen van Maria Dillen 1), Jaspar Kenens 2), de pastoor van Coerssel 3) en
Lambrecht voorschreven 4). Af te leggen met 100 rinsgulden in geld zoals in de
tijd van de afkwijting in Diest zijn koers en loop zal hebben. Jan Reijners is
met recht tot de gichte gekomen.
1569, 01
september. Folio 141v
Gielis Gaethoffs
heeft opgedragen tot behoef van Sijmon Beckers een stuk land in Coerssel 'int
Hulenteren Bloeck' gelegen, grenzend Sijmon voorschreven W en N, de erfgenamen
van Peter Jans O en de erfgenamen van Henrick Opt Straet Z, voor 65 rinsgulden
Brabants eens. Het is enkel met 1 penninck grondcijns belast. Godspenninck 1
stuiver en lycoep nae lantcoep. Sijmon Beckers is met recht tot de gichte
gekomen.
1569, 01
september. Folio 142
Jan Witters
heeft opgedragen tot behoef van Henrick Witters een stukje broek in Oversel
gelegen, grenzend 'die Maelbeeck' 1), sheeren aerdt 2) en Peter Beerten 3),
voor 48 rinsgulden Brabants eens, godspenninck een halve stuiver. Henrick
Witters is met recht tot de gichte gekomen. Margriet Berben, huisvrouw van Jan,
heeft met deze gicht ingestemd.
1569, 01
september. Folio 143
Peter Vanden
Briele heeft in de naam en tot behoef van Aerdt Vanden Borne, inwoner van de
stad Mechelen, het versterf ontvangen dat hem verstorven is na de dood van zijn
zuster Geertruijt Vanden Borne en Jan Moens zaliger: een stuk broek in Gestel
geheten 'den Groeten Beempt', grenzend 'den Hummeler' 1), Juliaen Corvers en de
erfgenamen van Jan Baten 2) en al hetgeen onder deze bank nog sorteert. Peter
Vanden Briele is in de naam van Aert voorschreven met recht tot de gichte
gekomen.
1569, 01
september. Folio 143
Peter Vanden
Briele heeft in de naam van Heer Goeswijns Berchmans, rector van het 'Sint Aechten
ende Sint Annen altaer' in de kerk van Westherck 21 rinsgulden jaarlijks
opgedragen, staande op panden van Peter Vanden Laer en verder al hetgeen onder
deze bank sorteert en waar Hugo Zwinnen als sterfelijke gichtdrager
uitgestorven is. Heer Goeswijn Berchmans is als rector als sterfelijke
gichtdrager gesteld voor de voorschreven goederen.
1569, 15
september. Folio 144
Peter Hoets
heeft opgedragen tot behoef van Peter Dillen huis en hof met een boomgaard
onder Coerssel gelegen, grenzend sheeren straet aan 2 zijden, Servaes Kenens 3)
en Jaspar Zmeets 4), voor 248 rinsgulden. Dit goed sorteert gedeeltelijk onder
de Brabantse bank en daarom wordt hetgeen hier sorteert gerekend aan 140
rinsgulden, godspenninck 2 stuivers. Peter Dillen is met recht tot de gichte
gekomen.
1569, 03
november. Folio 150
Peter Teggers
heeft na de dood van zijn ouders 2 beemden ontvangen, gelegen in Oversell. Het
ene heet 'het Wouters Broeck' en grenst Jan Witters 1), Matheeus Eelen 2). Het
ander stuk broek heet 'den Mesmekeer' en grenst Matheeus Beckers 1), Aert
Witten 2) en Jan Slangen 3). Peter Teggers is met recht tot de gichte gekomen.
1569, 03
november. Folio 150
Ida Svroijen
alias Coppens heeft ontvangen na de dood van haar zuster Margriet Svroijen de
helft van huis en hof aan 'de Scrick Heijde' onder Coerssel gelegen, grenzend
sheeren straet 1), Loijch Op Scrick aan de overige 3 zijden; nog de helft van
een eussel ook aan 'die Scrick Heyde' gelegen, grenzend Lambrecht Bossche 1),
Jan Vanden Hove 2) en Thijs Van Ham 3). Ida Svroijen is met recht tot de gichte
gekomen.
1569, 03
november. Folio 150
Ida Svroijen
anders Coppens voorschreven heeft met haar verleende momber Michiel Stueters
opgedragen tot behoef van Jan Neesen de helft van het voorschreven huis
en hof met de helft van het voorschreven eussel, zoals hiervoor genoemd met de
aangrenzende eigenaars, voor 10 rinsgulden Brabants eens boven de aanstaande
lasten. Godspenninck een halve stuiver en lijcoep nae lantcoepe. Jan Nesen
is met recht tot de gichte gekomen.
1569, 24
november. Folio 151v
Ffrans Leijsens
en Geert Opt Inde, beiden als H. Geestmeester van Huesden, hebben aan de panden
van Jaspar Hillen de 7 stuivers Brabants jaarlijks gekweten die de H. Geest
daarop gelden had. Ze kregen de hoetpenningen en alle restanten betaald. Jaspar
Hillen is met recht tot de gichte gekomen.
1569, 15
december. Folio 154v
Wouter Winters
met zijn huisvrouw Lijssbeth Geerts heeft opgedragen tot behoef van Lambrecht
Van Schoenbeeck een beemd onder Schuelen gelegen, grenzend meester Liebrecht
Meerhouts 1), Peter Alen 2), 'de Cleijn Herck' 3) en 'die Groet Herck' 4), voor
316 rinsgulden Brabants eens boven sheeren grondcijns (20 stuivers Brabants
voor de rinsgulden gerekend), te betalen op Liechtmisse eerstkomend.
Godspenninck 2 stuivers en lijcoep nae lantcoepe en los en vrij te betalen.
Indien mocht blijken dat de beemd meer belast was dan voorschreven staat, dan
zal Wouter dat aan Lambrecht vergoeden. Omdat de beemd sorteert onder het
leenhof van de heer van Lumpmen en ook onder Schelen Hoff, is hetgeen hier
sorteert gerekend aan de derde part. Voor pontgelt werd 5 rinsgulden 5 stuivers
8 groet betaald. Lambrecht is met recht tot de gichte gekomen. Lijssbeth Geerts
heeft de voorschreven gichte gelaudeerd (ermee ingestemd) op conditie
dat deze 316 rinsgulden weer zullen aangelegd worden. Indien Lijsbeth zou
sterven zonder wettige geboorte achter te laten, moet het versterven op de
naaste levende erfgenamen van Lijssbeth van de zijde waarvan het goed gekomen
is.
1569, 15
december. Folio 155v
Maria Peters met
haar verleende momber Peter Vanden Briele heeft opgedragen tot behoef van haar
twee kinderen Joris en Christijn Vernijen haar tocht van huis en hof in
Schuelen gelegen, grenzend de straat 1), Thomas Van Leuwe 2) en Michiel Alen
3). Joris en Christijn zijn met recht tot de gichte gekomen.
Dadelijk daarna,
nu tocht en goed samen zijn, hebben Joris en Christijn Vernijen met haar
verleende momber Matheeus Van Doerne, haar oom, gelijk opgedragen tot hehoef
van Henrick IJliaens het bovengeschreven huis en hof als een pand voor 3
rinsgulden Brabants jaarlijks met valdag op datum van gichten. Te kwijten met
50 rinsgulden Brabants jaarlijks. Peter IJliaes is in de naam en tot behoef van
zijn zoon Henrick met recht tot de gichte gekomen. Godspenninck een halve
stuiver en lijcoep 30 stuivers.
Dadelijk daarna
hebben Joris en Christijn Vernijen met haar geleverde momber Matheeus Van
Doerne hun moeder Marie Peters weer in haar tocht gesteld. Ze is ter gichte
gekomen met recht. Conditie is dat mocht Maria Peters zich verbeteren en dat
God haar de macht verleende, dat ze de panden weer zal lossen van de 3
rinsgulden jaarlijks voorschreven.
Op 4 mei 1628
hebben Cornelis en Aerdt Cuepers aan Jan Vande Biesemen deze rente gekweten,
zoals in het register op die datum te zien is.
1570, 12
januari. Jaergedinge nae derthien dach. Folio 163v
De meier en de
laten van het hof genaamd 'Malepeerts Hoff' hebben aangebracht dat voor hen een
gichte is gepasseerd tussen de mombers van Sint-Joris in Schuelen 1) en de
Eerw. Heeren van 'Onser Liever Vrouwen tot Maestriecht' 2). Deze luidt als
volgt. Op 1 juli 1569 hebben Wouter Croechs en Matheus Stapparts, beiden als
mombers van de kerk of Sint-Joris van Schuelen, opgedragen tot behoef van de
eerwaarde heren van 'Onser Liever Vrouwen tot Maestriecht' huis en hof in
Schuelen gelegen, volgens de proclamatie vermelt, grenzend Michiel Alen 1),
'den Zwanen Hoff' 2), Loijch Stapparts 3) en sheeren straet 4), voor 6
rinsgulden en 8 stuivers Brabants jaarlijks. Op 7 januari 1570 is meester Jan
Van Lamijns in de naam van en tot behoef van de voorschreven Heren tot de
gichte gekomen met recht. Meester Jan Van Lamijns heeft, uit kracht van zijn
constitutie die hierna volgt, hetzelfde huis en hof weer opgedragen tot behoef
van de kerk of Sint-Joris van Schuelen als een pand voor 6 rinsgulden en 8
stuivers Brabants jaarlijks. Hij belooft een stukje erf met een bos bij 'den
Berbossch' gelegen als onderpand te stellen, volgens de inhoud van de
proclamatie. Matheeus Stapparts is in de naam van en voor de kerk of Sint-Joris
met recht tot de gichte gekomen.
1570, 12 januari.
Jaergedinge nae derthien dach. Folio 164
De inhoud van de
constitutie, waarover hiervoor sprake is. Op 16 november 1569, in
tegenwoordigheid van notaris en getuigen, verklaarden in hun 'capittelhuijs' de
eerwaarde heren deken en het kapittel van de collegiale kerk van 'onsser Liever
Vrouwen tot Maestriecht' dat ze machtig maken de eerw. heer Michiel Boesmans
'verdiener' van de kerk van Schuelen en meester Johan Lamijns in Wuestherck
wonend als hun mombers en 'voergangers' en elk van hen apart om in hun naam
voor het recht van het laethof van Schuelen te verschijnen om daar huis en hof
bij de kerk van Schuelen gelegen, geheten 'Sint-Joris Hoeffken', te ontvangen
en er bezit van te nemen. De Heren hebben het als meestbiedende verkregen uit
kracht van de proclamatiebrief voor de eerwaarde heer Officiaal van Luijck. Ze
geven kracht aan hun gevolmachtigden om voor het voorschreven huis en hof als
onderpand te stellen een bos geheten 'der Heeren van Onsser Liever Vrouwen
Boschken' in Schuelen gelegen, grenzend 'den Berbosch' 1), de erfgenamen van
Nijs Kelberchs 2), Henrick Vernijen erfgenamen 3) en Jan Gathis 4) en om een
akkoord te maken betreffende traktement en kosten met de mombers Ze mogen alles
regelen. Getuigen: meester Johan Foss en Peter Vanden Dijck. Ondertekend door
Michiel Van Hamont notaris.
1570, 12
januari. Jaergedinge nae derthien dach. Folio 165
Heer Michiel
Boesmans met zijn verleende momber Jacob Minten heeft, volgens de voorschreven
constitutie, opgedragen tot behoef van de kerk van Schuelen een bos onder
Schuelen gelegen, geheten 'der Heeren van Onser Liever Vrouwen Bosschken',
grenzend 'den Berbossch' 1), Nijs Kelberchs erfgenamen 2), Henrick Vernijen
erfgenamen 3) en Jan Gathis 4), als een onderpand voor 6 rinsgulden en 8
stuivers Brabants jaarlijks zoals de afgevaardigde van de Heren van O.L.Vrouwe
van Maastricht in hun naam aan de kerk van Schuelen in de hoff van Malepeert
gegicht hebben. Matheus Stapparts is als momber van de kerk van Schuelen met
recht tot de gichte gekomen.
1570, 23
februari. Folio 171
Katharijn
Smeets, weduwe van Jan Kimps, heeft met haar verleende momber Willem Geerts
opgedragen tot behoef van haar kinderen haar tocht van al de goederen waarvan
ze het vruchtgebruik bezit na de dood van haar man zaliger. De kinderen zijn
tot tocht en erfelijkheid gekomen.
1570, 23
februari. Folio 171
Scheiding en
deling tussen de wettige kinderen van Jan Kimps en zijn huisvrouw Katharijne
Zmeets, opgemaakt toen beide ouders nog in leven waren, om problemen in de
toekomst te vermijden. De kinderen zijn Maria en Brigida Smeetz en de
weeskinderen van Appollonia Zmeets zaliger.
Jan Kimps en
zijn huisvrouw Katharijn geven aan hun dochter Maria 'den aenseel metten hove'
daaraan gelegen bij de kerk van Coerssel; nog het half 'Kercken Bloeck',
grenzend Mathijs Schepers O en Lucas Smeets W; nog 'dat Vorsten Gesuere' voor
aan 'die Breedonck' gelegen. Voorwaarde is dat Maria Kimps alias Zmeets aan
haar natuurlijke zoon Jan na hun beider dood 100 ringulden geeft, die Jan en
Katherijn hem in aalmoes hebben gelaten of 6 rinsguldeen jaarlijks en dat aan
'dat Vorste Gesuere'.
Voor Brigida
kozen de ouders de twee 'Ruijsschen Beemden' met het 'Cleijn Beemdeken'
daarvoor gelegen.
Voorwaarde is
dat Maria en Brigida alle lasten aan het goed van Jan en Katharijn zullen
betalen.
De weeskinderen
van Appollonia, namelijk Joannes, Maria, Katharijn, Adriaen en Anna, krijgen
voor hun deel 'den Langen Beempt', grenzend Jeronijmus Huben O en Thomas
Mentens W; nog de helft van 'den Kercken Bloeck' voorschreven en al de schulden
die de kinderen aan hun grootvader en grootmoeder Jan en Katharijn hebben,
worden hun kwijtgescholden. De kinderen zullen deze percelen onbelast krijgen,
op de grondcijns die eraan staat na. Peter Martens zal hen kwijten van de 3
rinsgulden jaarlijks die aan de voorschreven 'Langen Beempt' staan (zie op 5
september 1566).
Aan de
voorschreven drie kavels hebben Jan Kimps en zijn huisvrouw Katharijn gelaten
en gemaakt aan de natuurlijke dochter van Anna Zmeets, Maria genaamd, 100
rinsgulden eens in aalmoes na hun beider dood. Ze zullen dit gelijk moeten
geven uit hun kavels.
Peter Martens
als man en momber van Maria Smeets en Christiaen Coelen als man en momber van
Brigida Zmeets en de voorschreven weeskinderen van Mathijs Hueveners en
Appollonia zijn huisvrouw, met hun geleverde mombers Pouwels Hueveners en
Jaspar Smeets, kwamen overeen dat Peter Martens hun moeder Katharijn Zmeets
eerlijks zal onderhouden van kost en kleren zolang ze leeft. Daarvoor zal hij
van de weeskinderen het half 'Kercken Bloeck' gebruiken zolang Katharijn Zmeets
leven zal. De kinderen kunnen dadelijk 'de Langen Beempt' aanvaarden en
gebruiken ofwel zal Peter Martens hen voor de 'Langen Beempt' jaarlijks 7
rinsgulden Brabants geven, los en vrij. De weeskinderen zullen hun vrije in- en
uitgang hebben in 'den aenseel' zolang ze ongehuwd zijn, 'te weten ten viere
ende ten heerde te gaen, sonder Peters voerder costen'.
Christiaen
Coelen heeft als momber van zijn huisvrouw Brigida Smeets afstand gedaan van
zijn kavel omdat Peter Martens hem heeft uitgeekocht, zoals verder in het
schepenregister blijkt.
Alle partijen
doen afstand van hun rechten op elkaars deel van de deling, die eerlijk
verlopen is. Jan Smeets, zoon van wijlen Appollonia Smeets, heeft zelf een
brief geschreven en hij wil die hier geregistreerd hebben. Ik neem
letterlijk over.
'Uwer Lieden sal
weten hoe dat ick verstaen hebbe dat ghij overcoemen sijt met der deijlingen
der kinderen gelijck ons groet vader saliger die geconfirmeert hadde nae zijn
best goetduncken ende gelijck zijn testament dat uutwijst, het welck ick
begheere wel te onderhouden ende nijet anders gelijck ghij dat overcoemen zijt
in teghenwoirdicheit der mombers ende meer andere goede mannen met der
deijlingen, het welck mij zeer goet dunckt ende om dit beter te geloeven, zoe
schrijff ick hier mijnen naem onder. Aldus ondertekent Ita est Johannes Smeets
Anno 1570.'
De andere
kinderen van Mathijs Hueveners hebben ingestemd met hetgeen hun mombers Pouwels
Hueveners en Jaspar Zmeets voorgenoemd aangaande deze deling gedaan hebben.
De voorgenoemde
kinderen hebben hun moeder Katharijn Smeetz weer in haar tocht gesteld.
1570, 23
februari. Folio 173v
Pouwels Hoemans
heeft met zijn huisvrouw Maria Opt Straet opgedragen tot behoef van Hubrecht
Dillen een stukje broek gelegen 'int ast'(Kastel?)), grenzend Peter Opt Straet
1), de kinderen van Valentijn Vaes 2) en Peter Martens 3), voor 102,5
rinsgulden Brabants eens, godspenninck een halve stuiver en lijcoep 10
stuivers. De koopsom moet binnen het jaar betaald worden. De verkoper heeft
12,5 rinsgulden ervan ontvangen. Indien de koper de resterende 90 rinsgulden
niet voldoet binnen het jaar, mag hij daarvoor 6 rinsgulden jaarlijks gichten.
Hubrecht Dillen is met recht tot de gichte gekomen op 25 juni 1573.
1570, 23
februari. Folio 174
Barbara Nesen
heeft met haar verleende momber Willem Geerts opgedragen tot behoef van haar
zoon Jan Nesen haar tocht van een wijerke aan 'de Schrick Heijde' gelegen,
grenzend de gemeijnte rondom. Jan Nesen is hiermee tot tocht en erf gekomen met
recht.
Dadelijk daarna,
nu tocht en erfdom samen zijn, heeft Jan Nesen het wijerke voorschreven
verkocht aan Jaspar Hillen voor 17 rinsgulden 2 stuivers Brabants eens,
godspenninck een halve stuiver en lijcoep nae lantcoepe. Jaspar is met recht
tot de gichte gekomen.
1570, 23
februari. Folio 174
Mathijs Lekens
heeft opgedragen tot behoef van Jan Dierix 30 stuivers Brabants jaarlijks met
valdag op 'derthienmisse' (Driekoningen). Af te lossen met 25 rinsgulden
Brabants (de philipsdaelder voor 36 stuivers Brabants gerekend). Pand: een stuk
broek in Oversell gelegen, genaamd 'den Boven Beempt', grenzend Jan Vanden
Putte 1), Hubrecht Dillen 2) en Aerdt 3); nog aan een stuk land onder Coersel
gelegen, geheten 'het Jaex Lant', grenzend Peter Oriaens 1), Servaes Kenens 2)
en Aert Nelens 3). Jan Dierix is met recht tot de gichte gekomen. Mathijs
Lekens heeft het pontgelt betaald.
1570, 09 maart.
Folio 179v
Geert Coex heeft
opgedragen tot behoef van Quinten Volders een stuk broek achter de slagmolen
gelegen, geheten 'den Cornelis Bossch', grenzend Aert Vreven 1), de beek 2) en
'den Slachmoelen Wijer' 3) en daarbij nog al zijn andere goederen hier
sorterend als een onderpand voor de jaarlijkse rente en pacht zoals Geert aan
Quinten gicht in de laethoff van Hamel. Quinten Volders is tot de gichte gekomen.
1570, 09 maart.
Folio 179v
Jacob Poelmans
kwijt de panden van Jan Eeckermans van de rinsgulden jaarlijks die hij er als
momber van zijn huisvrouw op gelden heeft. Hij kreeg alles betaald en Jan
Eeckermans is tot de gichte gekomen.
Jacob Poelmans
belooft aan Jan Eeckermans waarborg te stellen op zijn goederen onder Donck
gelegen voor het geval dat Jacob of zijn nakomelingen problemen zouden krijgen
hiervan.
1570, 16 maart.
Folio 180
Jan Meukens
heeft opgedragen tot behoef van Goesen Lenaerts de 3 rinsgulden jaarlijks zoals
hij gelden heeft op panden van Peter Geerts alias Pick voor 50 rinsgulden
Brabants. Goesen Lenaerts is daarna op 20 april met recht tot de gichte
gekomen.
1570, 06 april.
Jaergedinge nae beloecken paesschen. Folio 180v
Jan Schepers met
zijn verleende momber Willem Rouben heeft opgedragen tot behoef van Peter Otten
1,5 rinsgulden Brabants jaarlijks zoals hij gelden heeft aan panden onder
Schuelen gelegen te Worpe, toebehorend aan Jan Vanden Kerckhoff. Het gaat om
een zille broek, grenzend Jan Vanden Kerchoff aan 2 zijden, Peter Otten 3) en
'die Groet Herck' 4). Valdag half maart. Peter Otten betaalde 27 rinsgulden
Brabants, godspenninck 1 stuiver. Willem Rouben is tot behoef van Peter Otten
met recht tot de gichte gekomen. Jan Schepers belooft om zijn huisvrouw te
brengen om hiermee in te stemmen.
1570, 06 april.
Jaergedinge nae beloecken paesschen. Folio 181
Jan Vander
Pauwen wonend in 'Sint Truden' heeft opgedragen tot behoef van Jan Vanden
Kerchoff alias Vanden Nuijt een stuk beemd gelegen bij het huis van Jan Vanden
Kerchoff voorschreven bij West Herck. Hij grenst Jan aan drie zijden en de
Herck 4). Verkocht voor 6 rinsgulden Brabants jaarlijks met valdag op Kerstmis.
Steeds staat elke rinsgulden af te leggen met 20 rinsgulden Brabants.
Godspenninck 1 stuiver en lijcoep 2 rinsgulden. Jan Vanden Kerckhof is met
recht tot de gichte gekomen.
Jan Vanden
Kerchoff heeft opgedragen tot behoef van Jan Vander Pauwen voorschreven
hetzelfde stuk beemd van hierboven als een pand voor de voorgenoemde 6
rinsgulden jaarlijks. Jan Vander Pauwen is tot de gichte gekomen met recht.
Deze jaarlijkse
rente van 6 rinsgulden jaarlijks is veronderpand met huis en hof en 2 zillen
land hovend in Schelenhoff op deze datum beschreven.
Jan Vanden
Kerchoff betaalde het pontgelt met alle andere hofrechten.
1570, 06 april.
Jaergedinge nae beloecken paesschen. Folio 183
Lambrecht
Schepers anders Peters heeft opgedragen tot behoef van Peter Maechs een stukje
broek gelegen in Oversel in 'den Quaijen Beempt'. Het is enkel belast met 2,5
penninck grondcijns en het grenst Lambrecht voorschreven 1), Willem Geerts 2),
Thijs Blueckmans 3) en 'de Roije Beeck' 4), voor 30 rinsgulden Brabants eens,
godspenninck een halve stuiver en lijcoep 5 stuivers. Peter Maechs is met recht
tot de gichte gekomen.
1570, 06 april.
Jaergedinge nae beloecken paesschen. Folio 183v
Vincent Rapaerts
heeft opgedragen tot behoef van Henrick Geerts een stuk broek onder Coerssel
gelegen, geheten 'den Bruijnbeempt', grenzend Willem Geerts aan 2 zijden,
Henrick Kenens 3), Henrick en Hubrecht Opt Straet 4). Het is enkel belast met 4
penninck grondcijns. Verkocht voor 275,5 rinsgulden Brabants eens. Van deze som
moet Henrick in contant geld, 'oft andere waeren' zoals ze zijn overeengekomen,
75,5 rinsgulden betalen en voor de overige 200 rinsgulden zal Henrick Geerts
jaarlijks 10 rinsgulden Brabants blijven gelden. Voorwaarde is dat indien
Vincent het kapitaal van de 10 rinsgulden jaarlijks zou willen afgelegd hebben,
dus de 200 rinsgulden, dan zal hij Henrick daarvan 3 maanden vooraf moeten
aankondigen. Betaalt Henrick niet, dan zal Vincent zijn verhaal hebben op alle
andere goederen van Henrick, waar ook gelegen. Henrick verbindt die goederen
daarvoor. Henrick is tot de gichte gekomen.
Tevens werd
Vincent in deze 10 rinsgulden jaarlijks gegicht en gegoed met recht. Cuen Van
Postel, de huisvrouw van Vincent, heeft met deze gicht ingestemd, zo
verklaarden medeschepenen Willem Geerts en Jan Kenens hier, op voorwaarde dat
na de dood van haar man en na haar dood het geld zal gaan naar de zijden
vanwaar ze gekomen zijn.
Op 19 oktober
1570 heeft Cuen Van Postel met haar wettige momber voorgenoemd hetgeen
voorschreven is 'gerevoceert' Ingetrokken,
nietig verklaard.). Ze kreeg haar geld en kwijt Henrick voorschreven. Ze
garanderen dat het goed verder enkel met grondcijns aan de heer is belast.
1570, 20 april.
Folio 186
Adriaen Leijsen
heeft opgedragen tot behoef van Thijs Zwinnen zijn recht op een gedeelte van
een stuk land onder Coerssel gelegen, geheten 'den Bolaert', grenzend Matheeus
de Roije kinderen 1), de kinderen van Henrick Convents 2) en 'die Veltstraet'
3), voor 25 rinsgulden Brabants eens, los en vrij. Godspenninck een halve
stuiver. Thijs Zwinnen is met recht tot de gichte gekomen.
1570, 20 april.
Folio 186v
Jan en Peter
Baten hebben opgedragen tot behoef van Thijs Baten een stukje broek in Oversel
gelegen, geheten 'den Keesken', grenzend 'den Hoegen Bossch', Crijn Kenens
kinderen en Henrick Lenaerts. Verkocht voor 88,5 rinsgulden eens boven alle
lasten, godspenninck 1 stuiver. Thijs Baten is tot de gichte gekomen met recht.
1570, 11 mei.
Folio 191
Ambrosius
Wijgaerts heeft met zijn huisvrouw Anna Snijers opgedragen tot behoef van Jan
Juechmans een bos onder Schuelen gelegen, geheten 'den Mier Bossche', grenzend
meester Geert Van Velpen 1), Willem Vanden Roije 2) en 'die Morttelmans
Bussche' 3), voor 127,5 rinsgulden Brabants boven alle lasten, godspenninck 1
stuiver en lijcoep nae lantcoepe. Jan Juechmans is met recht tot de gichte
gekomen. Indien Ambrosius en zijn huisvrouw sterven zonder wettige geboorte
achter te laten, dan zal het goed of het geld gaan naar de naaste bloedverwant
van de zijde waarvan het gekomen is. Deze verkoop is vernaderd door Willem
Vanden Roije, zoals hierna op de laatste dag van mei 1571 is te zien. (Deze verwijzing is niet correct.)
1570, 11 mei.
Folio 191v
Ambrosius
Wijgaerts heeft met zijn huisvrouw Anna Snijers opgedragen tot behoef van Aert
Stramparts een stuk land onder Schuelen gelegen, genaamd 'het Cornelis Velt',
grenzend de straat aan 2 zijden, Jacob Cannarts erfgenamen 3) en Ambrosius
Wijgaerts voorschreven 4). Verkocht voor 4,5 rinsgulden Brabants jaarlijks.
Elke rinsgulden kan afgelost worden met 20 rinsgulden Brabants eens.
Godspenninck 1 stuiver. Aert Stramparts is tot de gichte gekomen met recht.
1570, 11 mei. Folio 192
Aert Stramparts
heeft opgedragen tot behoef van Ambrosius Wijgaerts als momber van zijn
huisvrouw voorschreven het voorschreven 'Cornelis Velt' als een pand voor 4,5
rinsgulden Brabants jaarlijks met valdag op datum van gichten. Af te leggen
zoals hiervoor staat. Ambrosius Wijgaerts is als momber van zijn huisvrouw met
recht tot de gichte gekomen. Mochten Ambrosius en zijn huisvrouw sterven zonder
achterlating van wettige kinderen, dan zullen deze 4,5 rinsgulden jaarlijks
versterven op de naaste levenden van de zijde waarvan ze gekomen zijn.
Op 7 februari
1577 heeft Ambrosius voorgenoemd het vierendeel van deze rente gekweten. Hij
kreeg de hoetpenningen betaald en Jan Struijven is tot de gichte gekomen.
1595 op 16
februari heeft Philips Philips met zijn huisvrouw Anna Snijers aan Johan Neven
en zijn panden de 3 gulden 7,5 stuivers jaarlijks gekweten. Hij kreeg de
hoetpenningen en alle verlopen betaald. Johan Neven is tot de gichte gekomen.
1570, 11 mei.
Folio 192
Philips Schabben
heeft opgedragen tot behoef van Matheeus Vernijen zijn tocht van huis en hof
onder Schuelen opte Stappe gelegen, grenzend de straat 1), Reijner Schuermans
2) en Jan Luijten 3); nog een bloexke op de Herck gelegen, grenzend Willem
Thijs 1), meester Jan Van Gelmen erfgenamen 2) en Henrick Cannarts 3); nog een
stukje broek, grenzend de Laeck aan 2 zijden en 'het Robijns Broeck' 3); nog
een gedeelte in 'den Bullen Beempt' gelegen, grenzend sheeren vloet aan 2
zijden en Geert Pijls erfgenamen 3); nog een gedeelte in 'den Huven Bampt'
gelegen, grenzend Tielman Van Schoenbeeck 1), 'de Cleijn Laeck' 2) en de
kinderen van Jan Alen 3), voor 25 rinsgulden Brabants eens, godspenninck een
halve stuiver. Matheeus Vernijen is met recht tot de gichte gekomen. Hiervan
zijn maar halve pontpenningen betaald, namelijk 12,5 stuivers, vermits het
tochtgoed betreft.
Matheeus
voorgenoemd heeft op 1 februari 1571 de naderschap bekend aan Marten Stapparts
en Henrick Vernijen, die tot de gichte gekomen zijn, behalve van het bloexke op
de Herck gelegen waarvan Matheeus zich niet heeft ontgicht.
1570, 11 mei.
Folio 192v
Matheeus
Vernijen heeft opgedragen tot behoef van Reijner Schuermans 1 rinsgulden
Brabants jaarlijks met valdag op datum van gichten. Hij staat af te leggen met
17 rinsgulden Brabants. Pand: huis en hof onder Schuelen gelegen, grenzend de
erfgenamen van Geert Coex 1), Thijs Jacobs 2) en sheeren straet 3). Reijner Schuermans
is tot de gicht gekomen. Isabella, de huisvrouw van Matheeus voorschreven,
heeft met deze gicht ingestemd.
1570, 11 mei.
Folio 193
Liebrecht Van
Suetendale heeft opgedragen met zijn huisvrouw Katharyn Hueveners 1 rinsgulden
jaarlijks zoals hij die gelden heeft op panden van Joris Gathis erfgenamen
onder Schuelen gelegen, voor 15 rinsgulden, godspenninck een halve stuiver,
lycoep 10 stuivers.
Op 1 juni 1570
is Willem Stapparts met recht tot de gichte gekomen. Liebrecht belooft dat
eventuele kosten betreffende deze rinsgulden op hem en op zijn goederen kunnen
gehaald worden.
31 mei 1571
heeft Willem Stapparts deze rinsgulden jaarlijks opgedragen tot behoef van
Joris Gathis, bekennend hem de naderschap. Joris is tot de gichte gekomen.
1570, 01 juni.
Folio 195v
Gielis Drossaten
heeft in de naam van Jan en Henrick Poelmans het versterf ontvangen dat hen na
de dood van hun ouders is verstorven: 2,5 rinsgulden jaarlijks staande op
panden van de erfgenamen van Jacob Cannarts onder Schuelen gelegen. Gielis is
voor Jan en Henrick tot de gichte gekomen met recht.
1570, 01 juni.
Folio 195v
Ambrosius
Wijgaerts heeft met zijn huisvrouw Anna Snijers opgedragen tot behoef van
Balthis Smeetz een beemd op de Laeck gelegen, geheten 'den Caetsen Beempt',
grenzend Peter Vanden Briele O, Ffrans Van Gelmen W en 'die Laeck' Z, voor 200
rinsgulden Brabants eens boven de last, godspenninck 1 stuiver en lijcoep nae
lantcoep. Deze som moet binnen het jaar betaald worden en daarom heeft Balthis
al zijn goederen opgedragen als een borg zodat Ambrosius daaraan eventuele
kosten kan halen. Balthis is met recht tot de gichte gekomen. Balthis heeft
deze beemd ook als borg gesteld voor de voorschreven som. Mochten Ambrosius of
zijn huisvrouw sterven voor het geld betaald is, dan zal het geld belegd worden
om na hun beider dood te komen op de naaste familie. Omdat deze beemd
gedeeltelijk sorteert onder de hof vanden Dijck, is voor het pontgelt 6,5
rinsgulden betaald.
Op 25 januari
1572 heeft Ambrosius voorschreven bekend dat hij alles betaald kreeg en hij
ontslaat de borg.
1570, 01 juni.
Folio 196v
Jan Van Brugge
en Loych Wynen als momber van Maria, kind van Sebastiaen Vaes, hebben
opgedragen tot behoef van Peter Vande Houte een uutfanck te Voertken voor 'den
aenseel' gelegen, grenzend 'den aenseel' O, de straat N en hun eigen erf Z. Dit
goed werd verkocht na 'kercken gebotten' in de kerk van Coerssel gedaan en de
koop was aan Peter gebleven bij het uitgaan van de brandende kaars als hoogste
bieder. Dit goed is verkocht met nog andere goederen sorterend onder Brabant en
daarom wordt hetgeen hier sorteert gerekend op 10 rinsgulden. Peter Vanden
Houte is tot de gichte gekomen.
1570, 01 juni.
Folio 197
Jan Pouwels
heeft ontvangen voor de kinderen van meester Wilboerdt Mathei van Eversel,
namelijk Katharijn, Anna, Erardt, Christijn en Lijsbeth, het versterf dat hen
verstorven is na de dood van hun ouders: een beemd bij Eversel gelegen, grenzend
'die Dunge' 1), 'den Moens Beempt' 2) en 'dat Weenren Beempdeken' 3); nog een
stuk broek en eussels bij Eversel gelegen, grenzend'die Stevens Beempt' en 'dat
Gaethuijs Maes Broeck'. Jan Pouwels is voor de voorschreven kinderen met recht
tot de gichte gekomen.
1570, 03 juni.
Folio 202
Geleijtenisse
genomen door Joris Steijnen Huijs op panden van Peter Zwinnen, aangebracht door
de schout en de schepenen van de stad Herck.
Evictie door
Joris Steijnenhuijs gedaan op panden toebehorend aan Peter Zwinnen voor
scholtet en schepenen van de stad Herck 'als gerichtsluijden' in de hof van
Gulick ten Loons recht.
Op 20 februari
1570 heeft Joris Steijnenhuijs zijn eerste genachten gehouden op panden van
Peter Zwinnen. Op 3 april daarna klaagde Joris Steijnenhuijs op zijn tweede
genachte op huis en hof toebehorend aan Peter Zwinnen, gelegen 'opt Hoelken',
eisend daarop 2 gulden Brabants gevallen. De derde genachten dateert van 17 april
1570 en hij werd gewezen naar het 4de genachte. Op 8 mei 1570 verzocht Joris
tegen de panden van Peter Zwinnen verder recht gewezen te worden tot
geleijtenissse. Werd gewezen oud genoeg van genachten te zijn en conde tegen
het aanbrengen. Extract ondertekend door Dierick de Wuest schepen en secretaris
op 1 juni 1570.
De schout en de
schepenen van de stad Herck hebben deze procedure aangebracht voor deze
schepenen. Scholtet Hubrecht van Paele attesteert dat hij de konde gedaan had
aan Peter Zwinnen tegen deze dag. Peter werd ingeëist, maar verscheen niet. De
schepenen wezen aan Peter een konde te doen tegen het gelijt.
Op de
afgesproken dag, 3 juni, kwam Steynenhuys voorschreven en hij verzocht verder
recht. Peter Zwinnen presenteerde te purgeren en de kosten en de lasten te
betalen en de achterstallige renten. Joris stemde hiermee in. Peter beloofde om
alles op volgende maandag te voldoen 'op boet ende op uutpendinge'. Aan Peter
Zwinnen werd hout en risch geleverd in een teken van eigendom volgens recht.
1570, 15 juni.
Folio 205v
Reijner Stessens
heeft het versterf ontvangen dat hem verstorven is na de dood van zijn ouders:
huis en hof onder Schuelen opte Stappe gelegen, grenzend sheeren straet aan 2
zijden, Maria Bruijninx 3) en de erfgenamen van Jannes Wijmans 4); nog een stuk
land ook opte Stappe gelegen, grenzend de erfgenamen van Jannes Wijmans 1),
Henrick Van Reppel 2), de erfgenamen van meester Philips Vanden Laer 3) en
sheeren straet 4). Reijner Stessens is met recht tot de gichte gekomen.
1570, 06 juli.
Jaergedinge nae Sint Jans baptisten dach. Folio 210
Peter Neven
heeft opgedragen tot behoef van Hubrecht Dillen een stuk broek onder Coerssel
gelegen, geheten 'den Meijtsen Beempt', grenzend de beek 1), Jaspar Kenens 2)
en Jeronijmus Huben 3); nog een stuk land onder Coerssel gelegen 'int Groet
Bloeck', grenzend Jeronijmus Huben 1), Jeronijmus Vanden Hove 2) en 'die Scrick
Heijde' 3), voor 332 rinsgulden Brabants eens. Hubrecht zal hiervoor jaarlijks
12 rinsgulden Brabants blijven gelden, die met de som van 200 rinsgulden te
kwijten staat. Hubrecht Dillen is tot de gichte gekomen.
Hubrecht heeft
het voorschreven goed opgedragen als een pand en daarbij nog een beemd geheten
'den Baten Beempt', grenzend Peter Dillen 1), de beek 2), als een onderpand
voor de voorschreven rente van 12 rinsgulden jaarlijks. Peter Neven is tot de
gichte gekomen.
Op 28 juni 1571
heeft Lijssbeth Windelen, de huisvrouw van Peter, met deze gichte ingestemd. Op
dezelfde dag werden de panden ook gekweten door Peter, zoals men zal vinden op
die dag.
1570, 06 juli.
Jaergedinge nae Sint Jans baptisten dach. Folio 211
Willem Geerts
heeft in de naam van Peter Van Cuelen als momber van zijn huisvrouw Lijsbeth
Jans ontvangen het versterf dat haar verstorven is na de dood van haar ouders:
een beemd onder Coerssel boven de molen gelegen, grenzend Peter Reijners 1),
Willem Meijen 2) en de beek 3). Willem Geerts is in de naam van Peter als
momber van zijn huisvrouw met recht tot de gichte gekomen.
1570, 06 juli.
Jaergedinge nae Sint Jans baptisten dach. Folio 213
Geert Cromphals
heeft voor hem en voor zijn megeringen ontvangen het versterf dat hen
verstorven is na de dood van hun ouders: een beemd in Oversell gelegen,
grenzend Lenaert Cautsmeetz, Crijn Kenens en sheeren aerdt. Geert is voor hem
en voor zijn consorten met recht tot de gichte gekomen.
1570, 30
augustus. Folio 215v
Meester
Augustijn van Gheele heeft, volgens de onderstaande condities, gekweten aan de
panden van Willem Vanden Roye. Op 17 april 1570 werd een akkoord gesloten ten
huize Dierick de Wuest tussen Wilhem Vanden Roye en meester Augustijn Van
Gheele met zijn huisvrouw aangaande een mudde koren jaarlijks dat meester
Augustijn als momber van zijn huisvrouw pretendeerde te trekken aan Wilhem
voorschreven. Omdat het onduidelijk is wie de rechten heeft op dit mudde koren,
is door bemiddeling van Philips Clingers, Govaert Vanden Roije en meester
Dierick de Wuest van weerszijden als akkoord gekozen dat Wilhem aan meester
Augustijn voor de onzekere gerechtigheid betalen zal 34 gulden Brabants eens op
Sint Jansmisse eerstkomend, op genachten in Lummen of in Herck volgens keuze
van Willem. Als deze conditie dan niet voldaan is en de betaling niet gebeurd,
dan moet Wilhem aan meester Augustijn een mudde koren erfelijk gichten. In ruil
doet meester Augustijn afstand van zijn rechten op de verlopen die aan hem of
zijn huisvrouw mochten gevallen zijn. Willem moet daar boven voor de arbitruers
en het goed gezelschap 4 gulden eens geven. De partijen gingen hiermee akkoord.
De overeenkomst werd ondertekend door Philips Clingers, Godefridus Vanden Roije
die het bovenstaande schreef, Dirick de Wuest Heesius, Augustinus Ghelensis,
Willem Vanden Roije. Godefridus Vanden Roye tekende nog eens voor de kopie.
Nog een akte van
de hand van Godefridus Vanden Roije, gedateerd op 4 juli 1570, in het Latijn. In
presentie van Hubertus van Pael en Cornelius Neven als getuigen verschenen
meester Augustinus Van Gheel en Wilhelmus Vanden Roije. De redemptie van de
rente is nog niet gebeurd. Op het feest van O.-L.-Vrouw Hemelvaart volgen
verdere afspraken. Opgemaakt in het huis van Hubert van Pael in Wuestherck en
ondertekend door Godefridus Vanden Roije als notaris.
18 augustus 1570
meester Augustinus en Wilhelmus voorschreven zullen verschijnen voor de bank
van Lumpmen om het akkoord te voldoen. Zelfde plaats met getuigen Hubertus van
Pael en meester Andreas Clingermans.Ondertekend door dezelfde notaris. Zeer
onder voorbehoud. Te lezen door iemand met kennis van de taal.
1570, 30
augustus. Folio 217v
Thewis Eelen
heeft voor hem en voor zijn megeringen Maria en Lucia Eelen en voor de kinderen
van Geert Eelen de nalatenschap ontvangen na de dood van hun ouders op hen
verstorven. Het betreft een stuk broek in Oversell gelegen, geheten 'het
Wouters Broeck', grenzend Peter Knaep 1), Peter Teggers 2); nog 'het Hoeven
Broeck' ook in Oversell gelegen, grenzend 'Peter Gijbels 1), Jan Reijners 2);
nog een heide voor Oversell gelegen. Thewis Eelen is voor hem en voor zijn
consoorten met recht tot de gichte gekomen.
1570, 14
september. Folio 218v
Peter Vanden
Briele heeft in de naam van Gielis Vanden Venne het versterf ontvangen dat hem
is verstorven na de dood van zijn ouders: 2 rinsgulden jaarlijks aan huis en
hof van Tielman Van Schoenbeeck in Schuelen gelegen, grenzend Jan Vanden Venne
1), Henrick Cannarts 2), sheeren straet 3) en 4); nog aan 6 roijen beemd die
aan Tielman toebehoren, gelegen op 'den Huijven Beempt', grenzend de erfgenamen
van Henrick Vanden Morttel en 'die vorste Laeck'; nog 1 rinsgulden jaarlijks
aan panden van Quinten Hoelsteens, grenzend Henrick Cannarts, Willem Claes, Jan
Vernijen en de straat; nog 10 stuivers jaarlijks aan huis en hof van Henrick
Vernijen, grenzend Jan Gathis, meester Geert Van Velpen en sheeren straet.
Peter Vanden Briele is voor Gielis tot de gichte gekomen.
1570, 14
september. Folio 219
Lambrecht Boenen
heeft als man en momber van zijn huisvrouw opgedragen tot behoef van Ffrans
Croonaerts 6 rinsgulden Brabants jaarlijks zoals hij die gelden heeft aan
panden van Katharijn Putte onder Coerssel gelegen - volgens de inhoud van het
register - voor 90 rinsgulden. Ffrans Croenaerts is met recht tot de gichte
gekomen.
1570, 15
oktober. Jaergedinge nae Sinte Remeijs dach. Folio 222v
Henrick IJliaes
heeft verklaard dat hij aan meester Dierick de Wuest een stuk broek genaamd
'het Lanck Roet', grenzend Thijs Van Ham W, de heer van Lumpmen O en 'die
Coelen Herck' Z, heeft verkocht voor 17 rinsgulden 10 stuivers Brabants
erfelijk met valdag op half maart. Conditie is dat de uitgaande lasten, 2
rinsgulden Brabants in Hasselt, zullen in mindering komen aan de jaarlijkse som
van 17,5 ringulden Brabants erfelijk voorschreven. In afkorting van deze som
zal Henrick overnemen van meester Dierick de 12 rinsgulden Brabants erfelijk
die hij trekt aan panden van Willem Vander Masen. Henrick bekent dat hij die
van mr. Dierick heeft ontvangen in de Hof van Waenroede. Tevens bekent Henrick
dat hij vroeger 'als het recht alhier vaceerde te weten inden jaer XVCLXIX
omtrent meert voir het wettich hoeft tot Vliedermael' voldaan heeft aan meester
Dierick de Wuest volgens de conditie voorschreven. En hij behoudt aan het stuk
broek dus niet meer dan 3,5 rinsgulden Brabants jaarlijks erfelijk. Die draagt
hij nu op tot behoef van mr. Dierick voorschreven voor 60 rinsgulden Brabants
eens. Mr. Dierick belooft die te betalen. Er zijn ook nog andere panden onder
Herck ressorterend en samen als pand en onderpand verbonden; ze zijn daar te
vinden. Hij werd betaald van deze rente van 12 gulden erfelijk en van alle
andere panden daarbij verbonden en verkocht aan mr. Dierick zonder er nog enige
rechten op te behouden.
1570, 09 november.
Folio 226
Willem
Droechmans heeft opgedragen tot behoef van de kerk van Schuelen zijn hele
kindsgedeelte dat hem is aangekomen na de dood van zijn ouders en al hetgeen
wat hij nog mag verwerven als een pand voor 6 rinsgulden Brabants vallend op Sint-Maartensdag.
Willem of zijn nakomelingen mogen deze rente steeds afleggen met 106 rinsgulden
Brabants en met een ongevallen rente, godspenninck 1 stuiver en lijcoep 30
stuivers. Matheeus Stappartz en Jan Luyten zijn als mombers van de kerk
voorschreven met recht tot de gichte gekomen. De mombers hebben het pontgelt
met de hofrechten ook betaald, belopend op 5 rinsgulden 16 stuivers Brabants.
1570, 09
november. Folio 226v
Matheeus
Reijners van Huesden heeft opgedragen tot behoef van Michiel Briers 4 rinsgulden
Brabants jaarlijks kwijtrente (20 stuivers voor de rinsgulden gerekend), aan en
op 2 beemden gelegen 'op Kieselvoert', grenzend 'Jan Boonen Broeck' 1),
'Cornelis Joris Bossch' 2), de beek of de gemeijn straat 3) oost en 'Nijs
Hegelers Broeck' W. Het goed is enkel nog belast met 4 rinsgulden Brabants aan
een vrouw wonend in Hasselt in het klooster. Valdag op Allerheiligen. De rente
moet los en vrij betaald worden van alle belastingen, beden enz. Michiel Briers
is met recht tot de gichte gekomen. Matheeus of zijn nakomelingen zullen deze
rente mogen afleggen met 60 rinsgulden Brabants en met een ongevallen rente,
lijcoep 12 stuivers, godspenninck 1 stuiver nadat alle gevallen renten betaald
werden met alle onkosten, hofrechten. Als Matheeus slecht betaalt, zullen
Michiel of zijn erfgenamen op het pand mogen procederen en met een konde van 15
dagen komen tot het geleyt van de panden. Matheeus transporteert aan Michiel en
zijn erfgenamen de waterloop van 'die Kieselvoerts Wijers' te mogen gebruiken
en leiden door 'des selven Thewis huelden der voirschreven beempden' gelegen
bij Jan Boonen Broeck of tussen hetzelfde broek. Michiel en zijn erfgenamen
zullen hem eens per jaar helpen vegen. Mocht het pand zwaarder belast zijn dan
voorschreven is, dan staat Matheeus toch garant met al zijn goederen. Voor
pontgelt werd 30 stuivers betaald, mits de helft van deze rente onder Brabant gegicht
is.
Op 5 maart 1573
heeft Michiel Briers deze panden gekweten van de 4 rinsgulden jaarlijks
voorschreven. Hij kreeg alles betaald. Jan Reijners is tot de gichte gekomen.
De waterloop blijft zoals hiervoor beschreven is.
1570, 09
november. Folio 227v
Henrick Slegers
heeft opgedragen tot behoef van Aert Van Zonhoven een beemd op de Herck
gelegen, omtrent 3 zillen groot, grenzend 'den Herck Dijck' 1), Jan Gielis O,
Henrick Van Reppel erfgenamen W en de Demer N. Verkocht voor 170 rinsgulden
Brabants. Henrick moet hiervoor de beemd los maken binnen een jaar van een
mudde rogge jaarlijks dat Peter Van Hinnesdale daarop gelden heeft. Dat is te
kwijten met 50 rinsgulden. Henrick moet er alle verlopen lasten van betalen en
ook alle andere eventuele lasten eraf nemen. Aert zal van de koopsom 100
rinsgulden betalen op dag van gichten en de rest binen het jaar, godspenninck
een halve stuiver en lijcoep nae lantcoepe. Aert Van Zonhoven is tot de gichte
gekomen met recht. Hiervan is voor pontgelt 6 rinsgulden betaald mits de lasten
die aan het goed staan 50 rinsgulden belopen en die moeten aan de koopsom in
mindering komen.
1570, 09
november. Folio 229v
Ffrans Schepers
heeft opgedragen tot behoef van Peter Vanden Briele op 3 november laatstleden
de helft van een beemd omtrent de korenmolen gelegen, waarvan de wederhelft
toebehoort aan Peter Vanden Briele met zijn megeringen. De hele beemd grenst
Anna Geerts 1), Hendrick Van Mewen erfgenamen 2). Verkocht voor 156 rinsgulden
Brabants (de bourgoensche daelder aan 32 stuivers Brabants), godspenninck 2,5
stuivers en lijcoep nae lantcoep. Hij is enkel met de grondcijns belast. Peter
Vanden Briele is met recht tot de gichte gekomen. Ffrans heeft een stuk broek
opgedragen genaamd 'den Helchterman', grenzend de Demer N, Ffrans Neven en zijn
megeringen 2), als een borg voor het geval dat Peter of zijn nakomelingen enige
hinder overkwam hierom. Ffrans bekent dat hij betaald werd.
1570, 23
november. Folio 233
Pouwels Geerts
heeft opgedragen tot behoef van meester Peter Kenens 'licentiaet' een stuk
broek in Oversell gelegen, genaamd 'den Boven Beempt', grenzend Peter Dillen en
Jan Gielis 1), Peter Dillen alias Lichten 2), Peter Dillen 3) en de beek 4),
als een pand voor 12 rinsgulden Brabants jaarlijks met valdag op Sinte
Katharijnen dach. Deze 12 rinsgulden jaarlijks mogen Pouwels Geerts of zijn
nakomelingen altijd afleggen met 200 rinsgulden Brabants: 29,5 hornse daelders
het stuk voor 30 stuivers, 19 Nimminssche daelders het stuk ook voor 30
stuivers, 14,5 daelders van Thoren voor 30 stuivers het stuk, 7 daelders van
Reeckem het stuk ook voor 30 stuivers, 20 golde Leuwen het stuk voor 2
rinsgulden 12,5 stuivers, 20 philippusgulden het stuk voor 28 stuivers, 12
Gelderssche rijders het stuk voor 24 stuivers, allemaal goed van goud en 'swaer
van gewichte', en een dobbele stuiver Brabants. Samen maken ze 200 gulden.
Indien Pouwels Geerts of zijn nakomelingen deze rente willen afleggen, dan
moeten ze dit een half jaar vooraf laten weten. De rente van 12 rinsgulden
jaarlijks moet volledig los en vrij van alle schattingen en beden betaald
worden. Pouwels heeft het pontgelt betaald. Servaes Kenens is in de naam van en
voor meester Peter voorschreven met recht tot de gichte gekomen.
1570, 23
november. Folio 233v
Pouwels Geerts
heeft opgedragen tot behoef van Servaes Kenens de voorschreven beemd in Oversel
gelegen, zie vorige gichte, als een borg voor het geval dat Servaes Kenens of
zijn nakomelingen ooit hinder ondervonden betreffende 5 rinsgulden jaarlijks
zoals Jan Jacobs of zijn erfgenamen gelden hebben aan een stuk erf onder
Coerssel gelegen, genaamd 'den Muggen Berch', dat Servaes Kenens onlangs
verkregen heeft van Pouwels Geerts voorschreven. Als versterking voor de
borgtocht heeft Willem Geerts al zijn goederen, have en erven opgedragen voor
het geval dat de borg van Pouwels onvoldoende zou zijn.
1570, 07
december. Folio 235
Geert Pijls
heeft met zijn verleende momber meester Dierick de Wuest opgedragen tot behoef
van Andries Creijten 1 rinsgulden jaarlijks zoals hij die gelden heeft op
panden van Quinten Hoelsteens onder Schuelen gelegen, voor 14 rinsgulden
Brabants eens, godspenninck 1 oert en lijcoep 20 stuivers. De koper krijgt nog
de rente die in 1570 gevallen is of vallen zal. Geert kreeg alles betaald.
Andries Creijten is tot de gichte gekomen.
1571, 01
februari. Folio 239
Matheeus
Vernijen heeft opgedragen tot behoef van Marten Stapparts en Henrick Vernijen,
bekennend hen de naderschap van de koop die hij gedaan heeft van Philips
Schabben, zoals blijkt op 11 mei 1570. Voorwaarde: Matheeus Vernijen reserveert
zich nog een bloexke op de Herck gelegen, grenzend Willem Thijs 1), meester Jan
Van Gelmen erfgenamen 2). Marten Stapparts werd gegicht in 'de Stappe'; nog in
het gedeelte in 'den Bullens Bampt' en nog in het gedeelte in 'die Zille'.
Henrick Vernijen werd gegicht in 'die Croeckers Zille'. Marten en Henrick
werden elk in hun deel gegicht en gegoed met recht.
1571, 01
februari. Folio 239v
Jan Boelaerts
heeft opgedragen tot behoef van Henrick Nobels de helft van een stuk boek in
Oversel gelegen, geheten 'die Schuijlen', grenzend Laureijs Dillen kinderen 1),
de beek verder rondom, voor een stuk land onder Hechtel gelegen volgens hun
condities. Henrick geeft erop 25 rinsgulden Brabants eens toe. Henrick Nobels
is met recht tot de gichte gekomen. Coen Nobels, de huisvrouw van Jan
Boelaerts, heeft met deze gichte ingestemd.
1571, 01
februari. Folio 239v
Henrick Nobels
gicht Jacob Beerten in het voorschreven stuk broek uit de voorgaande gichte in
ruil voor een stuk land onder Beverloe gelegen. Ze geven elkaar niets toe met
uitzondering dat Henrick aan de huisvrouw van Jacob eens 10 halster rogge
geeft. Jacob Beerten is tot de gichte gekomen met recht. Jan Boelaerts heeft al
zijn goederen opgedragen als een borg voor het geval dat Jacob Beerten of zijn
nakomelingen enige problemen zouden ondervinden betreffende dit stuk broek.
1571, 15
februari. Folio 241v
Adriaen Leijsens
heeft opgedragen tot behoef van Thijs Zwinnen zijn gedeelte in 'den Bolaert' in
Castel gelegen, grenzend Jan Kenens 1), Andries Valentijns 2) en 'die Broeck
Strate' 3), voor 12 rinsgulden Brabants eens, godspenninck een halve stuiver.
Thijs Zwinnen is tot de gichte gekomen met recht.
1571, 15
februari. Folio 242
Lambrecht
Valentijns heeft opgedragen tot behoef van Peter Hoets een stuk land in Castel
gelegen, grenzend de straat aan 2 zijden, Peter Hoets voorschreven W en Geert
Valentijns N, als een pand voor 6 rinsgulden Brabants jaarlijks, met valdag op
Sinte Mathijs dach apostel. Te kwijten met 100 rinsgulden Brabants, in twee
keer. Telkens 3 rinsgulden jaarlijks af te lossen met 50 rinsgulden. Peter
Hoets is met recht tot de gichte gekomen. Lambrecht betaalde het pontgelt en
Peter Hoets de andere hofrechten.
1571, 15
februari. Folio 243
Ffrans Aerts en
Thewis Beerten hebben in de naam van Andries, Gielis, Lijsbeth en Katharijn
Moens het versterf ontvangen dat hen na de dood van hun ouders is verstorven:
huis en hof achter de kerk in Coerssel gelegen, grenzend Hubrecht Dillen 1), de
'Kercken Straet' 2); nog 'den Paelmans Beempt', palend Peter Martens 1), 'die
Breeddonck 2); nog 'den Sporcken Beempt', grenzend 'die personagie van
Coerssel' 1), de kinderen van Lijsbeth Mentens 2); nog een bloeck over de
straat gelegen, grenzend Henrick Kenens O en Henrick Boss W; nog een stuk land
geheten 'den Roechter', grenzend Thomas Mentens O, de kinderen van Katharijn
Van Heijst W. De voorschreven Ffrans Aerts en Thewis Beerten zijn voor de
voorschreven kinderen met recht tot de gichte gekomen.
1571, 15
februari. Folio 243
Marten Stappartz
heeft ontvangen na de dood van zijn zuster Margriet Stapparts een heike onder
Schuelen gelegen, of haar gedeelte daarvan, grenzend 'die Stappen Heijde' aan 2
zijden, de kinderen van Loijch Croenen 3) en Quinten Hueveners 4). Marten is
met recht tot de gichte gekomen.
1571, 01 maart.
Folio 243v
Henrick Keeskens
heeft na de dood van zijn ouders een zille broek ontvangen in Oversel gelegen,
grenzend Henrick Crompvoets 1), de kinderen van Peter Baten 2) en 'den Hoegen
Bossch' 3). Henrick Keeskens is met recht tot de gichte gekomen.
1571, 01 maart.
Folio 246
Geert Naelden
met zijn huisvrouw Maria Beerten heeft opgedragen tot behoef van Peter Maechs
zijn gedeelte van een stuk broek onder Coersel gelegen, geheten 'die Stucke'.
De gehele 'Stucke' is belast met 2 rinsgulden jaarlijks. Het geheel stuk grenst
Ffrans Aerts O, Peter Cremers alias Put W en O.-L.-Vrouwenaltaar van Coersel N.
Verkocht voor 96 rinsgulden Brabants eens boven de voorschreven last en aan de
huisvrouw van Geert Naelden voor een kermis 1 rinsgulden, godspenninck 1
stuiver en lijcoep 20 stuivers. Peter Maechs is met recht tot de gichte
gekomen.
1571, 01 maart.
Folio 246v
Anna Wellens
heeft zich vermomberd met Willem Geerts en Jan Kenens, die haar met recht
verleend zijn. Vervolgens heeft Anna Wellens met haar mombers op gedragen tot
behoef van haar zoon Reijner haar tocht van al haar goederen hier sorterend in
Coersel gelegen: het vierendeel van een stuk land geheten 'het Stal Bloeck',
grenzend Laureijs Wouters O, Matheeus Hueveners W en 'de Veltstraet' 3); nog
het gedeelte op haar verstorven na de dood van haar zoon Henrick van een beemd
geheten 'den Cranen Goer'. Reyner is met recht tot tocht en erfdom gekomen.
Dadelijk daarna,
nu tocht en erfdom samn zijn, heeft Reijner opgedragen tot behoef van zijn
zwager Valentijn Meyen al de voorschreven goederen gespecificeerd in de
voorgaande gichte omwille van de trouwe dienst en vriendschap door Valentijn
aan hem gedaan en die hij nog doen zal want hij heeft toegezegd om hem
levenslang de kost te geven. Mocht Valentijn sterven voor Reijner, dan mag
Reijner de goederen weer aanslaan om ervan te leven. Na zijn dood moeten de
goederen dan wel komen aan de kinderen van Valentijn voorschreven, maar hij mag
ze niet belasten of verkopen. Valentijn Meijen is met recht tot de gichte
gekomen.
Daarna heeft
Valentijn Meijen deze goederen weer opgedragen tot behoef van Anna Wellens,
stellend haar weer in haar tocht om de goederen haar leven lang te gebruiken.
Anna is tot de gichte gekomen.
1571, 15
februari. Folio 250v
Philips Vander
Luecken heeft in de naam van de kinderen van Herman Pijpen, namelijk Iken en
Geertruijt, het versterf ontvangen dat hen is verstorven na de dood van hun
ouders: huis en hof onder Schuelen gelegen, grenzend de zusters van Hasselt 1),
sheeren straet 2) en 'die Laeck' 3); nog 2 stukken broek bij het voorschreven
goed gelegen; nog een stuk land palend Govaert Vander Hoeven erfgenamen 1),
sheeren straet 2) en Wouter Drossaten 3); nog een bloeck grenzend Jan Gathis
erfgenamen 1), de zusters van Hasselt 2) en sheeren straet 3). Philips is tot
behoef van de voorschreven kinderen tot de gichte gekomen.
1571, 26 april.
Jaergedinge nae beloeken paesschen. Folio 252
Lambrecht
Schepers heeft opgedragen tot behoef van Jan Binnemans 3 rinsgulden jaarlijks
vallend op Sint-Jorisdag aan en op een stuk land onder Coerssel gelegen,
genaamd 'het Loelen', grenzend Lambrecht Schepers voorschreven O, Peter Dillen
W. Af te lossen met 50 rinsgulden Brabants geld zoals bij de aflossing in
Brabant gangbaar zal zijn en tegen die koers. Eventueel zal Lambrecht het pand
versterken. Godspenninck een halve stuiver en lijcoep 31 stuivers. Lambrecht
heeft het pontgelt betaald. Jan Binnemans is tot de gichte gekomen.
1571, 10 mei.
Folio 255v
Jan Vanden
Broeck heeft, in navolging van een niet-herroepbare procuratie gegeven door
Peter Ross wonend in Dendermonde, opgedragen tot behoef van Bartholomeeus Doubach
en zijn nakomelingen 5 halster rogge en 2 rinsgulden jaarlijks zoals hij die
gelden heeft op panden van de erfgenamen van Henrick Wijnen in Haexelaer
gelegen, volgens de inhoud van deze registers, voor 50 rinsgulden Brabants.
Bartholomeeus Doubach is met recht tot de gichte gekomen, volgens de getoonde
procuratie gedateerd op 20 maart 1571, Luikse stijl. Deze werd ondertekend door
Henrick de Bona Domo (Van Goedenhuijse), notaris in Brabant op 4 maart
1563.
1571, 10 mei.
Folio 255v
Maria Goris
heeft met haar verleende momber Jan Kenens opgedragen tot behoef van Claes zoon
van Goris Oems, haar broer, haar rechten van een zille broek in Oversel
gelegen, grenzend Claes voorschreven 1), de beek 2) en de erfgenamen van
Reijner Pelsers 3), voor 16 rinsgulden Brabants eens. Claes is met recht tot de
gichte gekomen.
1571, 10 mei.
Folio 256
Claes, Goris
Oems zoon, voorschreven heeft opgedragen tot behoef van Peter Beerten zijn
rechten van de zille vermeld in de voorgaande gichte en daarbij nog al zijn
andere goederen onder deze bank sorterend als een pand voor 3 rinsgulden
Brabants jaarlijks met valdag op 'Sinte Sijmons ende Jude dach' eerstkomend. Af
te lossen met 50 rinsgulden Brabants geld zoals ten tijde van de afbetaling in
Brabant zijn loop zal hebben. Claes betaalde het pontgelt met alle andere
hofrechten. Peter Beerten is met recht tot de gichte gekomen.
1571, 10 mei.
Folio 256v
Jan Willems
heeft opgedragen tot behoef van het godshuijse van Sint Annen dale binnen de
stad Diest 2,5 rinsgulden Brabants jaarlijks zoals hij die gelden heeft aan
panden toebehorend aan Jan Schuermans onder Schuelen gelegen, volgens de inhoud
van het register.Hij moest deze rente overgichten omwille van een contract dat
Jan maakte met het godshuis omwille van een som van 45 rinsgulden eens die Jan
beloofd had te geven.Willen Bouwens is in de naam van en voor het godshuis met
recht tot de gichte gekomen.
1571, 21 mei.
Folio 258
Henrick Pijls,
Claes Pijls en Henrick Van Alcken als momber van de kinderen van Gijsbrecht
Pijls, namelijk Jan, Ida en Maria Pijls, en tevens heeft ook Geert Pijls op 23
mei opgedragen met zijn verleende momber Henrick Van Rumunde, tot behoef van
Adam Pijls een half boender broek 'int Fraese Broeck' gelegen op de Laeck,
grenzend (niet aangevuld) in ruil voor een ander erf onder Donck
sorterend. Dat goed hebben Henrick en Claes Pijls met hun megeringen hier boven
geschreven in de plaats van het half boender broek gekregen.Henrick Pijls
spreekt tevens voor zijn zuster Christijn Pijls. Adam Pijls is met recht tot de
gichte gekomen.
1571, 21 mei.
Folio 258
Adam Pijls heeft
met zijn geleverde mombers Henrick Van Rumunde en Ffrans Scepers opgedragen tot
behoef van Sebastiaen Buelinxs het boven geschreven half boender broek,
beschreven in de vorige gichte, voor 6,5 rinsgulden jaarlijks of erfelijk. De
koper moet bij de gichte in afkorting van de 6,5 rinsgulden jaarlijks voor een
onderpand 50 rinsgulden eens betalen. Bovendien zal het half boender broek pand
blijven voor 4 rinsgulden jaarlijks die te kwijten zijn met 80 rinsgulden
Brabants eens. Sebastiaen Buelinxs is op 31 mei daarna met recht tot de gichte
gekomen. Godspenninck een halve stuiver en lijcoep nae lantcoep.
1571, 31 mei.
Folio 259v
Lambrecht Joes
heeft opgedragen tot behoef van Gielis Cilien en Jan Luijten als momber van
zijn huisvrouw Dingen Cilien zijn tocht van een stuk land onder Schuelen
gelegen, geheten 'het Custers Velt', grenzend meester Jan Van Gelmen erfgenamen
1), Aert Stramparts 2) en sheeren straet 3). Gielis Cilien en Jan Luijten als
momber van zijn huisvrouw zijn met recht tot de gichte gekomen.
Dadelijk daarna,
nu tocht en erfelijkheid samen zijn, hebben Gielis Cilien en Jan Luijten en
tevens Lambrecht Joes gelijk opgedragen tot behoef van Jan Juechmans het
voorschreven Custers Velt voor 156,5 carolusgulden Brabants, godspenninck 1
stuiver en lijcoep nae lantcoepe. Jan Juechmans is tot de gichte gekomen met
recht.
1571, 31 mei.
Folio 260
Thijs Witters
heeft het versterf ontvangen dat hem verstorven is na de dood van zijn ouders:
een stuk broek in Oversel gelegen, geheten 'die Roije Beeck', grenzend Lenaert
Bolaerts 1), Willem Geerts 2) en Jan Jannes 3); nog een stukje erf ook in
Oversel gelegen, geheten 'die Donck', palend 'die Maelbeeck', sheeren aert en
Geert Cromphals. Thijs Witters is tot de gichte gekomen.
1571, 28 juni.
Folio 268v
Mathijs Baten
heeft opgedragen tot behoef van Jaspar Tielmans een stuk broek in Oversel
gelegen, grenzend Jan Reijners 1), Henrick Thijs de Jonge 2) en 'den Hoegen
Bossch' 3). Belast met 2 halster rogge jaarlijks aan de erfgenamen van Marie
Vanden Briele en met grondcijns, meer niet. Verkocht voor 261 rinsgulden
Brabants eens boven de voorschreven last, godspenninck 5 stuivers en lijcoep 1
croen. Jaspar Tielmans is met recht tot de gichte gekomen.
1571, 28 juni.
Folio 269
Henrick Vreven wonend
in Herck heeft opgedragen tot behoef van Peter Slegers zijn kindsgedeelte,
namelijk het huis met een halve 'hove' onder Schuelen opte Stappe gelegen,
grenzend sheeren straet 1), 'het Luijten Velt' 2) en Jan Vander Linden 3), voor
3,5 rinsgulden Brabants jaarlijks vallend half maart. Af te lossen met 70
rinsgulden. Peter Slegers is tot de gichte gekomen. Peter Zwijns belooft dat
hij zijn zwager Joris Luyten voor het recht zal brengen om in te stemmen.
Peter Slegers
heeft opgedragen tot behoef van Henrick Vreven voorgenoemd het voorschreven
huis met de hele hof vermeld in de voorgaande gichte als een pand en onderpand
voor de voorschreven 3,5 rinsgulden jaarlijks. Henrick Vreven is tot de gichte
gekomen.
1571, 28 juni.
Folio 271
Geert Herien
alias Bervoets heeft opgedragen tot behoef van de kerk van Lumpmen een stuk
broek 'int Schuelens Broeck' gelegen, grenzend Michiel Alen 1), 'de Nieuwe
Herck' 2) en 'die Coenaerts Langdonck' 3); nog een stuk bos in Linchout 'inden
Goer' gelegen, grenzend Henrick Bervoets 1), Thijs Minbiers de Jonge 2), als een
pand voor een mudde rogge jaarlijks vallend op 'Sint Jans Baptisten geboerten
dach'. Af te leggen met 29 rinsgulden Brabants geld en daarbij 29 stuivers
Brabants voor het pontgelt. Peter Vanden Briele is in de naam van de kerk van
Lumpmen tot de gichte gekomen met recht. Het geld is gekomen van een mudde
rogge jaarlijks dat afgelegd is door Hubrecht Spunx, zoals men kan vinden op 31
mei laatstleden.
1571, 13
september. Folio 275
Ambrosius
Wijgaerts met zijn huisvrouw Anna Snijers heeft opgedragen aan Jan Juechmans
een stuk land onder Schuelen gelegen, geheten 'die Heijde', grenzend sheeren
straet 1), Aert Stramparts 2), Jacob Cannarts erfgenamen 3) en Willem Vanden
Roije 4). Het land is belast met 2 rinsgulden jaarlijks aan Sint Joris van
Schuelen en met sheeren grondcijns. Boven deze last moet nog 220 rinsgulden
Brabants eens betaald worden, godspenninck 1 stuiver en lijcoep nae lantcoep.
Indien Ambrosius en zijn huisvrouw sterven zonder wettige geboorte achter te
laten, zal het geld of hetgeen ze met dit geld verkregen hebben, toekomen aan
de naaste erfgenamen van Anna Snyers voorgenoemd. Jan Juechmans is hierna op 10
april 1572 met recht tot de gichte gekomen.
1572, 07
januari. Folio 275v
Thomas Van Leuwe
anders Corvers heeft met zijn huisvrouw Lijssbeth Naelden opgedragen huis en
hof in Schuelen gelegen, grenzend Jan Vernijen 1), Wilboert Gielis 2), Jan
Hoets 3) en sheeren straet 4), tot behoef van Melchior Van Schoenbeeck in ruil
voor 30 stuivers Brabants jaarlijks staande aan panden van Jan Vanden Boecke en
daar boven nog 128 rinsgulden Brabants en 24 vaten koren eens boven alle
uitgaande lasten in volgende termijnen. Bij de gichte moeten 20 rinsgulden
betaald worden, op 'Sinxen' (Pinksteren) 70 rinsgulden en de rest van
het geld en daarbij 8 vaten koren op de dag van verjaren, een jaar daarna nog 8
vaten koren en nog een jaar daarna de rest van het koren. De uitgaande lasten
van deze koop belopen op 6 rinsgulden 6 stuivers jaarlijks Brabants en 4 vaten
koren. Mochten er nog lasten gevonden worden, dan zal de verkoper ze afleggen
of in mindering brengen aan de koopsom. De verkoper moet de gevallen lasten en
die nog vallen tot de oogst eerstkomend betalen. Godspenninck een halve
stuiver. Melchior kwam op 10 april 1572 tot de gichte.
Voorwaarde is
nog dat Thomas en zijn huisvrouw voorschreven hun wonen en schuilen zullen
hebben in het huis opt Schuermans Inde gelegen, dat toebehoort aan koper
Melchior Van Schoenbeeck, zolang als Lijsbeth Naelden, de huisvrouw van Thomas
Van Leuwe, zal leven maar niet langer. Het pontgelt komt samen op 7 rinsgulden.
1572, 08
februari. Folio 277v
Jan Vander Meer
heeft met zijn huisvrouw Iken Bogaerts alias Van Homborch opgedragen tot behoef
van Bonaventura Binnemans 6,5 rinsgulden Brabants jaarlijks zoals zij gelden
heeft aan panden van Govaert Goyens onder Coerssel gelegen. De eerste gicht
hiervan dateert van 23 september 1540. Verkocht voor 117 rinsgulden Brabants
eens. De koper heeft de laatst gevallen rente. Godspenninck 1 stuiver en
lijcoep 3 rinsgulden. Mocht de koper last ondervinden vanwege deze rente, dan
belooft Jan Vander Meer met zijn huisvrouw deze last op hen te nemen. Bonaventura
Binnemans is op 17 april 1572 met recht tot de gichte gekomen.
Jan Vander Meer
en zijn huisvrouw bekenden dat ze betaald werden.
1572, 21
februari. Folio 278v
Michiel Wijnen
heeft opgedragen tot behoef van Cornelis Cornelis een stuk broek in Coerssel
gelegen, geheten 'het Lanck Hout', grenzend 'sHeylichs Geest Beempt' van
Coersel 1), Jaspar Tielmans 2), Thijs Van Ham 3) en 'den Esselen Bossch' 4),
als een pand voor 3,5 rinsgulden Brabants jaarlijks met valdag op Sinte
Anthonis dach. Te kwijten en af te leggen met 50 rinsgulden Brabants. Cornelis
Cornelis is op 17 april 1572 met recht tot de gichte gekomen.
1572, 27 maart.
Folio 283v
Peter Dillen
heeft opgedragen tot behoef van Mathijs Bossmans als momber van zijn huisvrouw
Lijssbeth Dillen zijn tocht van de halve 'Baten Beempt' in Oversell gelegen,
grenzend de kinderen van Claes Neelens 1), sheeren aerdt 2) en Thijs Moens 3).
Mathijs Bossmans is als momber van zijn huisvrouw tot de gichte gekomen met
recht.
1572, 27 maart.
Folio 283v
Mathijs Bossmans
heeft opgedragen tot behoef van Lucas Huben de helft van de voorgenoemde halve
'Baten Beempt', grenzend sheeren straet 1), Thijs Moens 2), de kinderen van
Claes Nelens 3) en Mathijs Bosmans voorschreven 4), die enkel belast is met 1/3
van 10 penninck grondcijns, voor 100 rinsgulden Brabants eens, godspenninck 1
stuiver. Lucas Huben is met recht tot de gichte gekomen.
1572, 27 maart.
Folio 285v
Lenaert Swarts
heeft in de naam van Ffranschoijs en Aleijdt van Tulden ontvangen het versterf
dat hen is verstorven na de dood van hun ouders: een stuk broek over de Herck
gelegen, genaamd 'de Ffautte Poele', grenzend 'dat Meerle Broeck' en 'de
Sperveldonck'. Lenaert Swarts is voor de voorschreven personen tot de gichte gekomen
met recht.
1572, 27 maart.
Folio 285v
Berthel,
Mathijs, Anna en Maria Bullekens hebben het versterf ontvangen dat hen na de
dood van hun ouders is aangekomen: een eussel grenzend de erfgenamen van
Henrick Wijnen, sheeren straet en Jan Hoefmans; nog een stuk erf in Castel
gelegen, grenzend de kinderen van Thijs Seysens, sheeren straet en de kinderen
van Matheeus Roije; nog een bloeck aan 'de Moelen Straet' gelegen, grenzend
Willem Meijen, sheeren straet en Peter Neven; nog een stuk broek geheten 'den
Meijers Beempt', grenzend Jan Vanden Hove, de 'Broeck Straet' en de kinderen
van Jacob Tielens; nog 2 stukken broek in Gestel gelegen 'opt gemeijn broeck',
grenzend de kerk van Beringen, en verder alles wat nog onder deze bank
sorteert. Ze zijn tot de gichte gekomen.
1572, 27 maart.
Folio 286
Peter Vanden
Briele heeft ontvangen voor Jan Alen als momber van zijn huisvrouw Maria
Cannarts het versterf dat hen verstorven is na de dood van haar ouders: 15
stuivers jaarlijks aan panden van de erfgenamen van Aert Vanden Gaijer; aan
panden van Geert Mertens een half mudde rogge jaarlijks; aan Jan Scheers panden
36 stuivers jaarlijks; aan panden van Aert Thijs in Schuelen 4 rinsgulden
jaarlijks; aan panden van Jan Vinmans in Schuelen 20 stuivers jaarlijks; aan
panden van de erfgenamen van Margriet Otten 2 halster rogge jaarlijks; aan
panden van Reyner Hermans in Meldelaer 25 stuivers sjaars; aan panden van Stas
Van Balen 26 stuivers 1 ort jaarlijks; aan panden van Anna Smeetz 3 rinsgulden
sjaars; aan Peter Kenens alias Peters panden in Groelaren gelegen 3 rinsgulden
jaarlijks en verder alle andere goederen sorterend onder deze bank. Peter
Vanden Briele is voor Jan als momber van zijn huisvrouw tot de gichte gekomen.
1572, 10 april.
Folio 288v
Reijner
Schuermans heeft een schriftelijke gichte ingebracht gepasseerd voor de
schepenen van de hogere bank Vliedermael. Deze luidt zoals volgt. Op 15 januari
1572 kwamen voor het gerecht, scholtus en schepenen van de hoger bank
Vliedermael ('gemerct die banck van
Lumpmen ten Luenschen recht nu ter tijt vacerende en nijet gancbaer en is')
Johan Van Oppum, Marten Daniels, Tielman van Zonhoven en Jan Ouwerx als momber
van zijn huisvrouw Marie Swennen en ze verzoeken te ontvangen na de dood van
hun ouders een stuk beemd gelegen onder Schuelen, grenzend 'die Crieckels
Laeck' 1), 'der Moelen Wech' 2), 'die Hoegaerts Brueck' 3) en Reijner Peters
4). Deze personen werden in de beemd gegicht en gegoed met ban en vrede volgens
het recht van de bank en volgens het Loons landrecht.
Vervolgens
hebben de voorschreven personen Jan Van oppum, Marten Daniels, Tielman van
Zonhoven en Jan Ouwerx als momber van zijn huisvrouw samen de voorschreven
beemd weer opgedragen aan Reijner Schuermans alias Peters voor 100 rinsgulden
los en vrij boven alle uitgaande lasten die aan de beemd staan, lijcoep nae
lancoep en een halve stuiver Brabants als godspenninck. Koopsom voldaan. Jan
Ouwerx belooft om binnen 40 dagen zijn huisvrouw te brengen om met deze gicht
in te stemmen. Reijner Schuermans alias Peters werd in de beemd gegicht en
gegoed met recht. Ondertekend door Andries Vaes, secretaris.
1572, 10 april.
Folio 289v
Willem Geerts en
Jan Kenens, medeschepenen, hebben aangebracht dat Jan Vaes de dag na Sinte
Martens dag 1570 voor hen heeft opgedragen tot behoef van Matheeus Tummermans 1
rinsgulden jaarlijks zoals hij die gelden had aan panden onder Coersel gelegen
van de erfgenamen van Aert Vaes. Voor 18,5 rinsgilden eens. Matheeus Tummermans
is met recht tot de gichte gekomen.
1572, 10 april.
Folio 291
Ffrans
Tummermans heeft opgedragen tot behoef van Aert Tummermans 1/3 van een eussel
bij Eversel 'opde palen' gelegen, geheten 'den Loer', waarvan een deel hooft
onder de bank vander Houeijcken, grenzend Aert voorschreven 1), 'het Hoech
Bloeck' 2) en Cornelis Jannis kinderen aan de andere twee zijden. Verkocht voor
40 rinsgulden Brabants eens. De helft moet betaald worden op dag van gichten en
de andere helft op Pinksteren ('Pinxten') eerstkomend, 1 stuiver als
godspenninck en als lijcoep 35 stuivers. Aert is tot de gichte gekomen met
recht. Een gedeelte van dit eussel hooft onder de bank van 'der Houeijcken' en
daarom zijn de pontpenningen berekend aan 20 stuivers.
1572, 10 april.
Folio 291v
Ffrans Wijnen
heeft als momber van zijn huisvrouw Katharijn Van Eerdenwech het versterf
ontvangen dat haar verstorven is na de dood van haar ouders: 2 stukken broek
onder Coerssel gelegen. Het ene heet 'het Meerlemans Euwt' bij de Breedonck
gelegen en het ander heet 'het Torff Broexken'. Dit laatste grenst Lambrecht
Ruijtinx en sheeren straet. Ffrans is als momber van zijn huisvrouw met recht tot
de gichte gekomen.
1572, 10 april.
Folio 291v
Willem Geerts,
medeschepen, heeft geattesteerd dat op 11 maart laatstleden in zijn
aanwezigheid Jan Rogiers als momber van zijn huisvrouw Maria Scrix voor
scholtus en schepenen van de hoger bank Vliedermael - mits de bank hier was
vacerende - ontvangen heeft een stuk land onder Coersel gelegen 'opde
Scrick', grenzend Jan Nesen 1), Jan Reijners 2) en sheeren straet 3), dat hem
als momber van zijn huisvrouw verstorven is na de dood van haar ouders. Hij is
met recht tot de gichte gekomen.
Jan Rogiers
heeft als momber van zijn huisvrouw opgedragen tot behoef van Jan Reijners het
stuk land hierboven voor 24,5 rinsgulden Brabants eens, godspenninck 1 stuiver
en lijcoep nae lantcoep. Jan Reijners is tot de gichte gekomen. Op 10 april
daarna heeft Maria Scrix, de huisvrouw van Jan Rogiers, ingestemd met deze
gichte.
1572, 10 april.
Folio 292
Liebrecht
Hueveners als momber van zijn huisvrouw Ursula Scrix en Michiel Scrix hebben na
de dood van hun ouders een stukje land opde Scrieck Heijde gelegen ontvangen,
grenzend Jan Reijners 1), Jan Nesen 2); nog een stukje land palend Reijner
Cremers 1), sheeren straet 2) en 'die Smeets hoeve' 3). Ze zijn met recht tot
de gichte gekomen.
1572, 17 april.
Jaergedinge nae beloecken paesschen. Folio 294
Peter Vanden
Laer heeft opgedragen tot behoef van Lenaert Lompen een stuk erf, gedeeltelijk
bos en gedeeltelijk weide, onder Schuelen gelegen opte Stappe, grenzend sheeren
straet, Jan Cronen, Jan Alen, Geert Bruyninx en Joris Luyten, voor 6 rinsgulden
Brabants erfelijk met valdag half april. Voorwaarde is dat Lenaert in de plaats
van onderpand binnen het jaar 2 van de 6 rinsgulden zal afleggen met 40
rinsgulden Brabants eens. Indien hij dat niet doet, is deze gichte teniet en
Lenaert zal de lycoep verliezen die hij hierbij heeft gegeven en bovendien moet
hij als het jaar om is 6 rinsgulden betalen voor een jaarhuur. Indien hij de 40
rinsgulden gegeven heeft, zal hij van de twee rinsgulden geen rente geven. Als
lijcoep werd 6 rinsgulden betaald. Omdat de 2 rinsgulden kwijtbaar zijn met 40
rinsgulden, heeft Lenaert voor het pontgelt betaald 2 rinsgulden. Lenaert Lompen
werd in het goed gegicht en gegoed met recht. Peter Vanden Laer werd in de
rente van 6 rinsgulden jaarlijks gegicht en gegoed.
1572, 17 april.
Jaergedinge nae beloecken paesschen. Folio 295v
Jan Brants de
Jonge heeft als momber van zijn huisvrouw Erme Poelmans ontvangen na de dood
van haar vader Peter Poelmans 4 rinsgulden jaarlijks staande op panden van de
erfgenamen van Jacob Cannarts onder Schuelen gelegen. Jan Brants is als momber
met recht tot de gichte gekomen.
1572, 24 april.
Folio 297v
Willem Minneclix
kwijt de panden van Quinten Hueveners van 1 philipsgulden jaarlijks. Hij kreeg
zowel de hoetpenningen als alle restanten betaald. Quinten is tot de gichte
gekomen.
Maria Crijters,
huisvrouw van Willem voorschreven, heeft deze kwijting goedgekeurd.
1572, 24 april.
Folio 297v
Willem Minneclix
heeft opgedragen tot behoef van Quinten Hueveners 1 philipsgulden jaarlijks
zoals hij die gelden heeft aan panden van Aert Heyloven onder Schuelen gelegen,
voor 17,5 rinsgulden Brabants eens. Willem behoudt zich de verlopen rente voor.
Godspenninck 1 stuiver. Quinten Hueveners is met recht tot de gichte gekomen.
Deze gicht keurde de vrouw van Willem ook goed.
1572, 24 april.
Folio 297v
Heer Hubrecht
Boeden heeft in de naam van Heijloff van Boerckell de 4,5 rinsgulden jaarlijks
ontvangen die haar door heer Thomas Huesius deken van Sint-Jan Baptist binnen
Diest gemaakt en gelaten zijn, staande op panden van Marie Coex onder Schuelen
gelegen. Heer Hubrecht is tot behoef van Heijloff van Borckell met recht tot de
gichte gekomen.
1572, 08 mei.
Folio 298v
Lambrecht Geerts
heeft voor hem en voor Aert, Odilia, Lijssbeth, Maria en Anna Geerts na de dood
van hun ouders ontvangen 11 rinsgulden jaarlijks staande op panden in Meldelaer
van Willem Opte Heijde; nog aan de erfgenamen van Jan Beckers panden in Coersel
7 rinsgulden; nog aan panden van Aert Baens 4 rinsgulden jaarlijks; nog aan
panden van Aert Marien 4 rinsgulden jaarlijks en verder al hetgeen nog onder
deze bank sorteert. Lambrecht is voor hem en voor Aert, Odilia, Lijsbeth, Maria
en Anna Geerts met recht tot de gichte gekomen.
1572, 08 mei.
Folio 299v
Lucas Huben
heeft opgedragen tot behoef van Peter Van Eertwech een stuk broek geheten 'die
Schrick' gelegen 'opden eerdenwech', grenzend Jan Vanden Hove 1), sheeren
straet 2), Peter Bullekens 3) en Jaspar Hillen 4). Enkel met grondcijns belast.
Verkocht voor 110 rinsgulden Brabants eens, godspenninck 1 stuiver en lijcoep
20 stuivers. Peter Van Eertwech is met recht tot de gichte gekomen.
1572, 08 mei.
Folio 300
Marten en
Henrick Stapparts hebben opgedragen tot behoef van Aert Van Heerle hun gedeelte
van een stuk erf onder Schuelen gelegen opte Stappe, dat hen is verstorven na
de dood van hun zuster. Het grenst 'die Stappen Heyde' aan 2 zijden, Ffrans Van
Gelmen 3) en Quinten Hueveners 4), voor 8 rinsgulden Brabants eens,
godspenninck een halve stuiver en lijcoep 6 stuivers. Aert Van Heerle is tot de
gichte gekomen.
1572, 08 mei.
Folio 300v
Gielis Martens
gicht Thonis Aerts in 2 rinsgulden Brabants jaarlijks met valdag op
Sint-Gielisdag aan en op zijn gedeelte van een hof in Castel gelegen, grenzend
de kinderen van Matheeus De Roije 1), Wilboerdt Tielens 2) en sheeren straet
met de Brabantse uutfanck 3). Ze staan af te leggen met 32 rinsgulden Brabants.
Thonis Aerdts is met recht tot de gichte gekomen.
Op 20 oktober
1580 heeft Thonis Aerts dit pand gekweten van de twee rinsgulden jaarlijks
voorschreven. Hij kreeg alles betaald en Gielis voorschreven is tot de gichte
gekomen.
1572, 08 mei.
Folio 301
Peter Willems
heeft met zijn huisvrouw Margriet Witters opgedragen tot behoef van Aert
Neelens huis en hof in Coerssel gelegen, grenzend Pouwels Knaep 1), Michiel
Maechs kinderen 2), 'het Luelen' 3); nog een stuk land ook in Coersel gelegen,
grenzend Jan Kenens 1), Michiel Maechs kinderen 2) en sheeren aerdt 3); nog een
beemdje gelegen 'int Lanck Vunderken' genaamd 'het Mommen Beempdeken', grenzend
Servaes Vaes 1), Michiel Maechs kinderen 2) en Jan Putte 3). Deze goederen zijn
met nog andere sorterend onder Brabant verkocht voor een totaal van 600
rinsgulden Brabants eens. Het goed is enkel met de grondcijns belast.
Godspenninck 10 stuivers en lijcoep 15 rinsgulden. In contant geld moet 200
rinsgulden betaald worden en de rest binnen het jaar. Kan de koper dit geld
niet binnen het jaar betalen, dan mag hij van 50 rinsgulden eens jaarlijks 3
rinsgulden geven (6%). Aert Nelens is met recht tot de gichte gekomen. Hetgeen
onder deze bank sorteert, is gerekend aan 400 rinsgulden.
Op 2 april 1573
heeft Aert voorschreven alles opgedragen tot behoef van Pouwels Knaep en
Henrick Cremers als momber van zijn huisvrouw, bekennend hen de naderschap. Ze
zijn tot de gichte gekomen.
1572, 22 mei.
Folio 303
Andries Van Laer
heeft met zijn huisvrouw Maria Kerstens aan Reyner Pouwels een stukje land
gegicht onder Coersel gelegen, grenzend de kinderen van Joris Schepers 1), Jan
Pouwels 2) en Reijner Pouwels voorschreven 3), los en vrij van lasten met
uitzondering van de grondcijns aan de heer. Verkocht voor 44 rinsgulden
Brabants eens, godspenninck 1,5 stuivers en lycoep nae lantcoep. Reyner Pouwels
is tot de gichte gekomen.
1572, 22 mei.
Folio 304
Sebastiaen
Bruggen heeft opgedragen tot behoef van Peter Teggers en Jan Slangen, gelijk,
een stuk broek in Oversell gelegen, geheten 'den Mesmeker', grenzend de beek
aan 2 zijden, Peter Teggers voorgenoemd 3) en Jan Slagen voorschreven 4), voor
100 rinsgulden Brabants eens, godspenninck 1 stuiver. Peter Teggers en Jan
Slangen zijn met recht tot de gichte gekomen. Peter Teggers zal jaarlijks van
zijn helft 1,5 penninck grondcijns betalen en Jan Slangen van de wederhelft 1
penninck, zoals ze zijn overeengekomen.
1572, 22 mei.
Folio 304v
Jan Zwinnen
heeft met zijn huisvrouw Geertruijt Meijen opgedragen tot behoef van meester
Jan Van Doernick een beemdje omtrent 'der groeten coeren moelen' gelegen,
grenzend Ffrans Schepers 1), 'die Voert' 2), Marten Deckers 3) en 'den
Vijffeijcken Beempt' 4). Was al belast met 2 philipsgulden jaarlijks aan een
persoon van Sint Truden; nog met 1 alde groeten jaarlijks aan de anniversarien
van Lumpmen en met een halve penninck grondcijns. Boven de last moet de koper
85 rinsgulden Brabants eens betalen en voor de vrouw een paar 'soelen',
godspenninck 1 stuiver en lycoep nae lantcoepe. De verkoper is nog kwijt het
schoolgeld van zijn zoon Andries zolang als hij al heeft naar school gegaan en
zolang als hij nog zal gaan en de koper schoolmeester zal zijn. Alle verlopen
lasten moet Jan betalen tot de gichte toe. Mocht blijken dat het verkochte goed
zwaarder belast is dan hiervoor geschreven, dan mag meester Jan zijn geld halen
aan al de andere goederen van Jan Zwinnen. Meester Jan is met recht tot de
gichte gekomen.
Het pontgelt is
met instemming van de meier aan het goed blijven staan tot Sint-Gielismisse.
1572, 12 juni.
Folio 310
De meier en
laten van Copis Hoff hebben een gichte aangebracht die voor hen is gepasseerd,
luidend als volgt. Op 22 mei 1572 verscheen voor meier en laten in het Copis
Laethoff in Lumpmen ten Loons recht meester Nicolaes Pijls van Sint Truden en
hij heeft opgedragen in handen van de meier tot behoef van het begijnhof binnen
de stad Diest 18 gulden Brabants jaarlijkse kwijtrente. Iedere gulden jaarlijks
kan afgelegd worden met 20 gulden Brabants. Deze 18 rinsgulden voorschreven wil
mr. Nicolaes afsplijten van 40 gulden Brabants en 5 stuivers zoals mr. Claes met
gichte wettelijk heeft verkregen van zijn zuster Ida Pijls, staande bevestigd
aan de patrimoniumgoederen zoals die verkocht en begeven zijn met proclamatie
en brandende kaars in 1570 door mr. Claes met zijn megeringen voor het gerecht
van Steijvordt. De voorwaarden hiervan werden bij de laten binnen gebracht en
geregistreerd. Van deze goederen heeft Matheeus Bouten op 22 maart 1571 sommige
percelen verkregen in erfkoop en met gichte ontvangen van Adam Pijls. Een
voorwaarde is dat het gaat om legbare renten: iedere gulden jaarlijks af te
leggen met 20 gulden Brabants, telkens 5 gulden jaarlijks te kwijten met 100
gulden Brabants per keer en niet minder. Matheeus Bouten is momenteel erfgenaam
van deze goederen waarop deze jaarlijkse renten bevestigd zijn: huis en hof,
landen en weiden met alle toebehoren, grenzend 'die personagie' van Berbroeck
1), Peter Geerts 2), 'die gemeijn steghe' 3); nog een stuk broek gelegen onder
Schuelen, geheten 'den Bullens Beempt', grenzend 'dat Cuecken' op een zijde en
'dat Bullens Bemptken' aan de andere zijden. Mr. Claes heeft afstand gedaan van
deze 18 rinsgulden jaarlijks voorschreven op voorwaarde dat Willem Bouwens,
rentmeester van het voorschreven begijnhof, aan mr. Claes hiervoor 300 gulden
Brabants geeft. Mr. Claes ontving het geld. Willem Bouwens, rentmeester van het
begijnhof, is in de naam van het begijnhof van Diest tot de gichte gekomen 'met
ban ende vrede naeden lantrecht, behalven den heeren ende den hoff zijn recht
en mallix goet recht'. Mr. Claes stelt als onderpand de resterende rente (40 -
deze 18 rinsgulden jaarlijks). De rentmeester staat aan mr. Claes of zijn
erfgenamen toe om bij de afbetaling het pontgelt te trekken van de verkochte 18
rinsgulden Brabants, omdat hij dat zelf heeft betaald. Godspenninck 1 stuiver,
lijcoep 2 gulden. Mathijs Minbiers als momber van de voorschreven meester Claes
heeft hetgeen voorschreven is gelaudeerd (goedgekeurd).
1572, 19 juni.
Folio 311v
Peter Vanden
Briele heeft in de naam van Ffrans Stapparts, zoon van Peter, het versterf
ontvangen dat hem na de dood van zijn oom Jan Swalen is verstorven: 30 stuivers
jaarlijks staande op panden van Katharijn Bruijninx erfgenamen onder Schuelen
gelegen. Peter Vanden Briele is voor Ffrans tot de gichte gekomen.
1572, 26 juni.
Jaergedinge nae Sint Jans Baptisten dach. Folio 312v
Peter Reijners
heeft opgedragen tot behoef van de kinderen van zijn zoon Jan Reijners, namelijk
Peter Maechs als momber van zijn huisvrouw Marie Reyners, Peter en Jan Reyners
een stuk erf onder Coerssel gelegen, geheten 'den uutfanck', grenzend Jan Nesen
1), Thijs van Hamme 2) en Blasius Daems 3); nog 2 stukken erf op 'de Schrick'
gelegen, geheten 'die Hoeven', grenzend sheeren straet 1), Jan Nesen 2) en 3)
en Thijs Van Hamme 4), in goede gichte (zonder betalen). Maar de
kinderen moeten hun grootvader Peter Reijners onderhouden 'van pottagien ende
met hon ten heerde uut ende in gaen' zolang hij zal leven. Peter Maechs is als
momber van zijn huisvrouw en voor Peter en Jan Reijners met recht tot de gichte
gekomen.
1572, 26 juni.
Jaergedinge nae Sint Jans Baptisten dach. Folio 313
Henrick Thijs
heeft met zijn huisvrouw Heijloff Wouters opgedragen tot behoef van Henrick
Ermen een stuk broek in Oversel gelegen, geheten 'die Cuijle', palend Jaspar
Tielmans 1), Claes Ermen 2), 'den Hoegen Bossch' 3) en Henrick Thijs 4), voor
231 rinsgulden eens. Enkel belast met 2 penninck grondcijns, godspenninck 2 stuivers
en lijcoep 2 rinsgulden. Voorwaarde is dat Henrick Thijs dit jaar alleen nog
het erf mag gebruiken, zowel van houtwas als anders. Henrick Ermen is met recht
tot de gichte gekomen.
Op 11 juni
daarna heeft Henrick Ermen de naderschap bekend aan Claes Thijs. Henrick kreeg
zijn geld terug en Claes is met recht tot de gichte gekomen.
1572, 26 juni.
Jaergedinge nae Sint Jans Baptisten dach. Folio 315v
Jacob Dries
heeft als momber van zijn huisvrouw Geertruijt Willems het versterf ontvangen
dat haar na de dood van haar moeder Maria Van Swartenbroeck is aangekomen en waar
Jan Zwalen onlangs als tochter is uitgestorven: een stuk land met een schuur en
andere onder Schuelen gelegen, grenzend sheeren straat 1), Lambrecht Joes 2) en
Gielis Cilien 3). Jacob is als momber van zijn huisvrouw tot de gichte gekomen.
1572, 26 juni.
Jaergedinge nae Sint Jans Baptisten dach. Folio 316
Michiel Heijns
heeft als momber van zijn huisvrouw Katlijn Geerts voor hem en voor zijn
megeringen Henrick Geerts en de kinderen van Christijn Geerts het versterf
ontvangen dat hen na de dood van heer Henrick Cornelis zaliger, hun oom, is
verstorven. Hij had hen via testament gelaten een stuk broek 'het Waterschap'
in Stalle onder Coerssel gelegen, grenzend Jan Kenens. Michiel is voor hem als
momber van zijn vrouw en voor zijn consorten met recht tot de gichte gekomen.
1572, 26 juni.
Jaergedinge nae Sint Jans Baptisten dach. Folio 316
Jan Philips
heeft in de naam van en voor Katharijn Bossmans de nalatenschap ontvangen die
haar verstorven is na de dood van haar ouders: huis en hof onder Schuelen opte
Stappe gelegen, grenzend Henrick Doermans 1), Aert Van Heerle 2), Michiel Alen
3) en sheeren straet 4). Jan is voor Katharijn Bosmans met recht tot de gichte
gekomen.
1572, 26 juni.
Jaergedinge nae Sint Jans Baptisten dach. Folio 316
Henrick Bogaerts
heeft aan Jan Kenens zijn borg ontslagen die hij gesteld had voor lasten die
Jan van Henrick Bogaerts afgenomen had van zijn andere goederen vanwege een
erfkoop van een hof in Laren gelegen van Henrick. De gicht ervan is gepasseerd
op 27 maart laatstleden en ze werd vandaag door Mewis Mewis vernaderd. In
plaats van de borg van Jan Kenens heeft Mewis Mewis als borg gesteld de
voorschreven hof in Laren gelegen, grenzend sheeren straet, Kijn Mewis, Jan
Swarts en 'het Hellen Bloeck'; nog huis en hof in Laren gelegen, grenzend de
straat aan 3 zijden en Mewis Mewis zoon van Jacob 4), voor het geval dat
Henrick Bogaerts enige hinder zou hebben betreffende de in de gichte vernoemde
lasten.
1572, 26 juni.
Folio 316v
De meier en de
laten van Copis Laethoff hebben een gichte aangebracht die voor hen is
gepasseerd, luidend als volgt. Jan Pijls zoon van Gijsbrecht Pyls van Sint
Truden verscheen op 31 maart 1571 voor de meier en de laten van Copis Laethoff,
gelegen in Lummen. Jan Pyls heeft opgedragen 26 gulden Brabants jaarlijkse
rente staande op al de goederen die nu toebehoren aan Henrick Cremers en die ressorteren
in diverse plaatsen. Deze goederen heeft Henrick Cremers verkregen met
voorwaarden en proclamatie en brandende kaars voor het gerecht van Steijvordt.
Deze rente kreeg Jan Pijls voor een derde deel voor zijn kindsgedeelte met nog
andere goederen. Jan draagt de rente op tot behoef van Baldewijn Zuerinx, die
met ban en vrede tot de gichte is gekomen volgens het landrecht. Voorwaarde is
dat Baldewijn aan Jan een huis met zijn toebehoren zal opdragen binnen de stad
van Sint Truden voor 16 gulden Brabants jaarlijks boven alle lasten die eraan
staan en nog 10 gulden Brabants jaarlijks waarvan iedere gulden kan afgelegd
worden met 20 gulden Brabants. Jan belooft aan Baldewijn garantie.
1572, 16
september. Folio 317v
Adam Pijls van
Sint Truden heeft opgedragen tot behoef van Jan IJen de 4 rinsgulden jaarlijks
die hij gelden heeft aan panden van Sebastiaen Buelinx, namelijk aan een half
boender broek, volgens de eerste gichte daterend van 21 mei 1571. Adam kreeg
alles betaald, namelijk 80 rinsgulden. Jan IJen is op 11 december daarna met
recht tot de gichte gekomen.
1572, 30
oktober. Folio 317v
Jan, Aert en
Thonis Jans hebben het versterf ontvangen dat hen verstorven is na de dood van
hun ouders: 2 stukken broek in Oversel gelegen. Het ene grenst Elen Hubens en
Henrick Thijs en het ander paalt Thijs Witters en Pouwels Baerts. Peter Vanden
Briele is voor Jan, Aert en Thonis met recht tot de gichte gekomen.
1572, 30
oktober. Folio 318
Andries en
Wouter Hueveners hebben na de dood van hun ouders ontvangen 16 stuivers
jaarlijks staande op panden van Jan Gielis alias der Tummerman onder Schuelen
gelegen. Andries en Wouter zijn met recht tot de gichte gekomen.
1572, 30
oktober. Folio 318
Jan Knaep heeft
voor hem en voor zijn megeringen Margriet Knaep en Peter Cornelis als momber
van zijn huisvrouw het versterf ontvangen dat hen na de dood van hun ouders is
verstorven: een stuk broek achter de molen in Castel gelegen, geheten 'den
Bakeman'; nog een gedeelte van een stuk land geheten 'het Rueken'; nog een
beemd geheten 'het Wouters Broeck'; nog 'die Schoermans hoeve' en al wat nog
onder deze bank valt. Jan knaep kwam voor hem en voor zijn consorten tot de
gichte.
1572, 30
oktober. Folio 318v
Jan Van Oppom
heeft voor hem en voor Jan Cleersnijders als momber van zijn huisvrouw Maria
Van Oppom, Marten Daniels als momber van zijn huisvrouw Katharijn Van Oppom,
Tielman Van Zonhoven en Jan Ouwerx als momber van zijn huisvrouw Maria Zwinnen
het versterf ontvangen dat hen na de dood van hun grootvader Tielman Vanden Wulpe
is verstorven. Dat gaat om 3 rinsgulden jaarlijks staande op panden onder
Schuelen gelegen die toebehoren aan de erfgenamen van Henrick Van Nedercosen en
Dingen Joes, geheten 'den Langen Beempt'. Jan Van Oppom is voor hem en voor
zijn consorten tot de gichte gekomen.
1572, 30
oktober. Folio 319
Peter Vanden
Briele heeft in de naam van Jaspar Hillen ontvangen na de dood van zijn ouders
een stuk land te Castel gelegen, geheten 'het Rueken', grenzend sheeren straet
aan 2 zijden. Peter Vanden Briele is voor Jaspar tot de gichte gekomen.
1572, 30
oktober. Folio 319v
Peter Vanden
Briel heeft ontvangen in de naam van de erfgenamen van Henrick Van Heerle,
namelijk Geert Vanden Bossch als momber van zijn huisvrouw Maria Van Heerle en
Kathlijn van Heerle en de kinderen van Thewis Van Heerle het versterf dat hen
na de dood van hun ouders is verstorven: een half boender bos 'opde Stappe' gelegen,
grenzend 'die gemeijnstraet' en 'die Swart Beeck'; nog een stuk erf geheten
'die Ghijskens Hoeve', grenzend sheeren straet en de erfgenamen van Lambrecht
Opde Hoeve; nog een stuk erf geheten 'het Cleijn Roesken', grenzend tgemeijn
broeck, de erfgenamen van Henrick Meukens en 'het Huben Bemptken' en al hetgeen
nog onder deze bank sorteert. Peter is voor de voorschreven personen tot de
gichte gekomen.
1572, 13
november. Folio 320v
Peter Vanden
Briele heeft in de naam van Aert Meerhouts en Crijn Opte Beeck als momber van
zijn huisvrouw Dingen Meerhouts het versterf ontvangen dat hen verstorven is na
de dood van hun ouders: 1,5 rinsgulden jaarlijks aan panden van Peter Slegers
onder Schuelen gelegen; nog 2 rinsgulden jaarlijks staand op panden van de
erfgenamen van Herman Pijpen ook onder Schuelen gelegen. Peter Vanden Briele is
voor de voorschreven personen tot de gichte gekomen.
1572, 13
november. Folio 322
Matheeus
Reijners heeft opgedragen tot behoef van zijn broer Jan Reijners een beemd op
'Kieselvoert' gelegen, geheten 'den Kieselvoert Beempt', grenzend sheeren
straet O, Matheeus Reijners voorschreven W, Thijs Seijsens 3) en Jan Bonen 4),
op voorwaarde dat Matheeus Reijnders over deze beemd altijd een erfweg zal
hebben komend van de beemd die aan Matheeus toebehoort, gelegen aan de
westerzijde van de voorgenoemde 'Kieselvoert Beempde' langs Thys Seysens
heijthoeve. Hij zal fatsoenlijk mogen varen en drijven. 'Het hoele' met de
gracht langs de voorschreven 'Kieselvoert Beempt' zal toebehoren aan Jan
Reyners en 'het aldt hoele' aan Thijs Seijsens erf met de weg of steeg zal
Matheeus Reijners erf blijven. Matheeus zal voortaan alleen de 4 rinsgulden
jaarlijks blijven gelden die zij dus lang samen hebben moeten betalen
('gegouden hebben'). Matheeus heeft ervoor een beemdje verbonden vlak naast het
voorschreven erf gelegen aan de westerzijde. Boven alle lasten heeft Jan
Reyners 40 rinsgulden betaald die Matheeus bekende ontvangen te hebben. De
partijen verklaarden dat de voorschreven beemd half Brabants is, daarop is het
pontgelt 'geslagen' op 20 stuivers. Jan Reyners is met recht tot de gichte
gekomen.
1572, 14
november. Folio 325v
Katharijn Van
Nedercosen weduwe van Marten Cortovelen heeft met haar verleende momber Joerden
van Herck opgedragen tot behoef van haar zoon Michiel Cortouelen haar tocht van
de erfgoederen en jaarlijkse rente waarover onlangs voor deze schepenen twist
en 'gedings handelinge' is geweest tussen Marten Cortovelen zaliger 1) en Willem
Vanden Roije en Anthonis Zwinnen als momber van zijn huisvrouw 2). Michiel is
met recht tot tocht en erfdom gekomen.
Dadelijk daarna,
nu tocht en erfdom samen zijn, heeft Michiel Cortovelen opgedragen tot behoef
van Willem Vanden Roije en Anthonis Zwinnen als momber van zijn huisvrouw
Beatrix Vanden Roije al de voorschreven erfgoederen en renten mits de conditie
en voldoening van de voorwaarden die tussen de partijen werden gemaakt.
Michiel
Cortovelen bekende dat hij van Willem Vanden Roije aangaande de eerste termijn
voldaan is en hij stemde ermee in dat hem de gichte zal volgen, maar hij moet
nog voldaan worden volgens de voorwaarden. Willem voorgenoemd is alleen tot de
gichte gekomen.
1572, 14
november. Folio 326
Jaspar Inde
Herberge met zijn huisvrouw Katharijn Woutens heeft opgedragen aan de kinderen
van Peter Woutens, namelijk Claes en Maria Woutens, haar tocht van 4 halster
rogge jaarlijks die ze gelden heeft op panden van Willem Geerts onder Coerssel
gelegen, met al hun gerechtigheid van verlopen achterstallige pachten. Jan
Thonis is in de naam van en voor de kinderen met recht tot tocht en erfdom
gekomen.
1572, 14
november. Folio 328
Geleyt genomen
door Jan Luijten als kerkmeester van Schuelen op panden van Willem Droechmans.
Willem
Droechmans had beloofd om te betalen aan Jan Luyten, die vroeger kerkmeester
van de kerk van Schuelen is geweest, 6 rinsgulden volgens de 'reformatien' (herziening,
hoger beroep) op sheeren boet en op geleijt van zijn panden, volgens de
belofte gedaan op 22 mei laatstleden. Op 30 oktober daarna heeft Jan Luijten
als kerkmeester recht verzocht omwille van deze belofte en de schepenen wezen
omdat de gezworen bode Hubrecht Beckers reeds de conde had gedaan dat de 'heer
zijn soude een heer' en de tegenpartij conde tegen het geleijt. Jan Luyten
verzocht een aangeduide dag om tot de panden geleid te worden. De meier stelde
de dag op het volgende genachte, dat op 13 november volgde. Jan Luyten verzocht
in de naam van de kerk volgens het vonnis verder recht. Hubrecht Beckers had
conde en dach gedaan tegen deze dag, verklaarde hij op zijn eed, aan Willem Droechmans
met de vraag of hij iets tegen het gelijt wou zeggen, dat door Jan Luyten voor
de kerk was verzocht. Willem zei niets. De meier zette het geleijt op het
volgende genachte. Op het volgende genachte, 27 november, verzocht Jan Luyten
in naam van de kerk verder recht: betaling of geleid worden tot de panden.
Willem zei nog niets en daarop werd aan Jan Luyten in de naam van de kerk van
Schuelen hout en rissch geleverd in een teken van 'possessie'. Jan Luyten werd
ook in de naam zoals voor in de panden gegicht en gegoed met recht.
Op 11 juni 1573
heeft Jan Luijten als kerkmeester voorschreven het goed weer opgedragen tot
behoef van Willem voorgenoemd, bekennend dat hij werd betaald. Willem is tot de
gichte gekomen.
1572, 06
december. Folio 330
Lambrecht, Peter
en Anna Beerten en Jan Aerts als momber van zijn huisvrouw Geertruijt Beerten
hebben het versterf ontvangen dat hen na de dood van hun ouders is verstorven:
huis en hof in Coersel gelegen, grenzend sheeren straet en Wouter Moens; nog
een stuk broek aan 'den Hoegen Bossch' gelegen, geheten 'den Clerck'; nog een
stukje broek ook aan 'den Hoegen Bossch' gelegen, grenzend de beek en Willem
Geerts; nog een stuk erf, zowel land als broek, aan 'den Esselen Bossch'
gelegen, grenzend dit bos en sheeren straet; nog een hof geheten 'den Gerits
Hoff'; nog 'het Wijghaerts Bloeck'; nog een stuk heide in 'den Hoegen Bossch'
gelegen. Ze zijn met recht tot de gichte gekomen.
1572, 06
december. Folio 333
Geleijt genomen
door meester Vranck Maechs als rentmeester van het kapittel van Sint-Jan binnen
Diest op panden toebehorend aan Anna Wevers en Katharijn Muijkens.
Anna Wevers
weduwe van Jan Wevers en Katharijn weduwe van Jan Muijkens hadden beloofd om
aan het voorschreven kapittel 10 halster rogge te betalen voor
Sint-Gielismisse, die van twee jaren gevallen waren, op sheeren boet en op
geleijt. Dat hadden ze op 17 april laatstleden beloofd, maar ze betaalden niet.
De procedure werd gevolgd op dezelfde manier als in de vorige gichte. Op de dag
van geleijt zeiden geen van beide vrouwen iets. Daarop werd aan mr. Vranck
Maechs als rentmeester van het kapittel ris en hout geleverd in een teken van
'possessie' en hij kwam voor het kapittel tot de gichte.
1573, 08
januari. Jaergedinge nae derthien dach. Folio 336v
Mathijs Kalen
heeft voor hem en voor zijn megeringen Jan en Maria Kalen het versterf
ontvangen dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: een stuk broek bij
Eversel gelegen, genaamd 'die Stucke'. Mathijs Kalen is voor hem en voor zijn
megeringen met recht tot de gichte gekomen.
1573, 08
januari. Jaergedinge nae derthien dach. Folio 337v
Henrick Oijen
heeft opgedragen tot behoef van Jan Neelens de 4 halster rogge en 1 rinsgulden
jaarlijks zoals hij gelden heeft op panden van Jan Van Heijst onder Coerssel
gelegen, voor 28 rinsgulden Brabants eens. Jan Neelens is met recht tot de
gichte gekomen. Dingen Biermans, de huisvrouw van Henrick Oijen voorschreven,
heeft met deze gicht ingestemd.
1573, 08
januari. Jaergedinge nae derthien dach. Folio 337v
Henrick Witters
heeft opgedragen tot behoef van Jan Neelens een stuk broek in Oversel gelegen,
grenzend Jan Beerten 1), Henrick Iden 2) en de heide 3), als een pand voor 36
stuivers Brabants jaarlijks met valdag op 'Onser Liever Vrouwen geboerten dach'
in september. Af te lossen met 30 rinsgulden Brabants eens. Jan Neelens is met
recht tot de gichte gekomen.
1573, 08
januari. Jaergedinge nae derthien dach. Folio 338
Christiaen
Henricx heeft opgedragen tot behoef van Aert Hemelers huis en hof 'te Venre
Bossch' gelegen, grenzend Peter Knapen 1), Thonis Van Obbel 2), Goris Vanden
Gracht 3) en de straat 4), als een pand voor 2 rinsgulden Brabants jaarlijks
vallend op 'derthienmisse' (Driekoningen). Af te lossen met 32
rinsgulden Brabants. Aert Hemelers is met recht tot de gichte gekomen. Naschrift:
de ene rinsgulden is gekweten.
1573, 08
januari. Jaergedinge nae derthien dach. Folio 338
Pouwels Van Ham
als momber van zijn huisvrouw, Kerst van Ham en Maria Beckers hebben het
versterf ontvangen dat hen is verstorven na de dood van hun nicht Anna
Bolaerts: een dries geheten 'den Bolaerts Driessch' onder Coerssel gelegen,
grenzend Matheeus de Roije kinderen 1), de kinderen van Henrick Convents 2).
Deze personen zijn met recht tot de gichte gekomen.
1573, 22
januari. Folio 338v
Jan Binnemans
wonend onder Huesden heeft opgedragen tot behoef van de kinderen van Dionijs
Martens van Huesden, namelijk Michiel en Dimpna Martens, de 3 rinsgulden
jaarlijks die hij gelden heeft op panden van Lambrecht Schepers onder Coerssel
gelegen, voor 50 rinsgulden Brabants, lycoep 30 stuivers. Peter Binnemans kwam
in de naam van en voor de kinderen Michiel en Dimpna Martens met recht tot de
gichte.
1573, 22
januari. Folio 339
Mathijs Van Ham
heeft met zijn huisvrouw Brigida opgedragen tot behoef van Querijn Beckers een
stukje broek 'int Lanck Hout' gelegen, grenzend Peter Van Houte 1), dezelfde
Mathijs van Ham aan de andere zijden, voor 150 rinsgulden Brabants eens.
Querijn Beckers is met recht tot de gichte gekomen.
1573, 22
januari. Folio 339
Mathijs Van Ham
heeft met zijn huisvrouw Brigida opgedragen tot behoef van Mathijs Schepers een
eussel onder Coerssel gelegen, geheten 'den Schrick', grenzend Jan Nesen 1),
Peter Reyners erfgenamen 2) en Jaspar Hillen 3), voor 110 rinsgulden Brabants,
godspenninck 2 stuivers, lijcoep 1 daelder, en nog 3 ellen laken als een kermis
voor de huisvrouw van Mathijs van Ham. Elke el kost 35 stuivers, dus samen gaat
het om 5 rinsgulden 5 stuivers. Mathijs Schepers is met recht tot de gichte
gekomen.
1573, 22
januari. Folio 339v
Heer Michiel
Vanden Morttel met zijn verleende momber Peter Vanden Briele, Lijssbeth en
Katharijn Vanden Morttel met hun verleende momber Thijs Minbiers, Henrick van
Boeckhout met zijn huisvrouw Sophia Vanden Morttel hebben gelijk opgedragen tot
behoef van Thijs Van Ham een stuk land in Schuelen opden Belick gelegen,
grenzend Thijs voorgenoemd 1), meester Geert van Velpen 2), mr. Govaert Vanden
Roije 3) en Jan Juechmans 4), voor 54 rinsgulden Brabants eens. Het land is
enkel belast met 1 penninck grondcijns. Godspenninck een halve stuiver en
lycoep 1 gulden. Thijs van Ham is met recht tot de gichte gekomen.
Op 5 november
1573 heeft Thijs van Ham het goed opgedragen tot behoef van Willem Vanden Roye
als momber van zijn huisvrouw, bekennend hem de naderschap. Willem is met recht
tot de gichte gekomen. Willem heeft de naderschap bekend aan heer Jan Van Ham,
zoals hierna blijkt.
1573, 22
januari. Folio 340
Jan Reijners
heeft voor hem en voor zijn megeringen Peter Reijners en de kinderen van Jan
Reyners, namelijk Peter, Jan en Maria Reyners, het versterf ontvangen dat hen
verstorven is na de aflijvigheid van hun ouders: een stuk broek onder Coerssel
gelegen, genaamd 'het Venne', palend Peter Melis 1), Jan Reijners voorschreven
2); nog een uutfanck aan 'de Schrick Heije' gelegen, grenzend Jan Nesen 1),
Thijs Van Ham aan de andere zijden. Jan Reijners is voor hem en voor zijn
consorten met recht tot de gichte gekomen.
1573, 22
januari. Folio 340
Geert Naelden
heeft in de naam van Jan Daems als momber van zijn huisvrouw Katharijn Hillen
het versterf ontvangen dat hen verstorven is na de dood van haar ouders: een
stuk land onder Coersel 'opde Schrick' gelegen, grenzend sheeren straet 1), en
Peter Reijners aan de andere zijden. Geert Naelden is voor en in de naam van
Jan Daems als momber van zijn huisvrouw met recht tot de gichte gekomen.
1573, 05
februari. Folio 342v
Jacob Smeets
heeft ontvangen het versterf dat hem verstorven is na de dood van zijn ouders: huis
en hof in Schuelen gelegen, grenzend Tielman Van Schoenbeeck 1), Henrick
Cannarts 2) en de straat 3); Jacob Zmeets is met recht tot de gichte gekomen.
1573, 05
februari. Folio 342v
Willem Zmeets
heeft het versterf ontvangen dat hem verstorven is na de dood van zijn ouders:
3 rinsgulden jaarlijks staande op panden van de erfgenamen van Geert Coex onder
Schuelen gelegen. Willem is tot de gichte gekomen met recht.
1573, 05
februari. Folio 345
Op 1 september
1569 heeft Henrick Witters opgedragen tot behoef van Willem Geerts zijn tocht
van een dries met een eussel daar achter gelegen, geheten 'den Bolaert',
grenzend 'die Broeck Straet', Jan Kenens, Andries Valentijns en de kinderen van
Henrick Convents, voor 50 rinsgulden Brabants eens boven alle lasten. Lasten: 1
rinsgulden erfelijk en een half mudde rogge jaarlijks. Henrick heeft daarbij
tevens opgedragen 1 rinsgulden erfelijk die hij verkregen had aan die panden
van Bartholomeeus Opde Heyde voor 20 rinsgulden eens, volgens de registers.
Henrick bekent dat hij het geld van de tocht en van de rinsgulden erfelijk
aangelegd heeft tot profijt van zijn eerste kinderen. Indien Willem hiervan
enige hinder zou ondervinden, heeft Henrick al zijn Loonse goederen verbonden
als een borg. Op deze dag, 05.02.1573, is Willem ter gichte gekomen.
1573, 19
februari. Folio 346v
Lambrecht
Valentijns heeft opgedragen aan Vincent Seijsens een stuk land in Castel onder
Coerssel gelegen, grenzend 'den Moelen Wech' 1), Peter Hoets 2) en Geert
Valentijns 3), voor 150 rinsgulden Brabants boven de lasten, godspenninck 2
stuivers en lijcoep 3 rinsgulden. Vincent Seijsens is met recht tot de gichte
gekomen.
1573, 19
februari. Folio 347
Willem Geerts
heeft opgedragen tot behoef van Mathijs Zwinnen als momber van zijn huisvrouw
Catharijn Leys zowel zijn tocht die hij heeft van een stuk erf onder Coerssel
gelegen, geheten 'den Bolaert', als ook een rente van 1 rinsgulden jaarlijks en
een mudde rogge jaarlijks afgekweten aan deze 'Bolaert' voor 100 rinsgulden
Brabants eens. De 'Bolaert' grenst Jan Witters O, sheeren straet aan de andere
zijden. Willem zal dit geld ontvangen uit handen van Geert Claes, koper van dit
goed. Mathijs Zwinnen is als momber van zijn huisvrouw tot de gichte gekomen.
1573, 19
februari. Folio 347v
Nu tocht en erf
samen zijn, heeft Mathijs Zwinnen voorschreven met zijn huisvrouw 'den Bolaert'
voorschreven opgedragen tot behoef van Geert Claes, zoals Mathijs dat met
gichte ontvangen heeft van Willem Geerts, voor 200 rinsgulden Brabants eens.
Geert Claes is met recht tot de gichte gekomen.
Adrien Leys,
broer van de huisvrouw van Mathijs Zwinnen, belooft aan Geert Claes een goede
borg te stellen waar hij woonachtig is voor eventuele molestatie in de
toekomst. Willem Geerts heeft als een borg opgedragen aan Geert Claes al zijn
Loonse goederen, maar hij reserveert zijn betaling van de 100 rinsgulden.
Als godspenninck
werd 5 stuivers betaald en lijcoep 12 rinsgulden. Mathijs bekent dat hij van
Geert als afkorting 70 rinsgulden ontving en nog 5 halster rogge eens voor een
kermis voor de huisvrouw van Mathijs.
1573, 26 februari.
Folio 348
Matheeus
Schepers met zijn huisvrouw Pinxt Schoepen weduwe van Jan Loijens van Kermpt
heeft opgedragen een beemdje genaamd 'het Kermpter Beemdeken' gelegen onder
Schuelen, grenzend Willem Vanden Roye en zijn megeringen 1), als een pand voor
8 rinsgulden Brabants jaarlijks met valdag op datum van gichten. Deze zijn af
te lossen met 100 rinsgulden Brabants ('den bourgoensschen ende den Rijcksen
daelder' voor 32 stuivers gerekend) en rente volgens verloop van de tijd,
godspenninck 1 stuiver en lijcoep 30 stuivers Brabants en 5 rinsgulden voor het
pontgelt. Het goed is enkel met grondcijns belast. Ffrans Loijens is voor zijn
moeder Maria Couttereels ter gichte gekomen. Blijkt dat dit goed sorteert onder
de laethoff vander Heijligheijt, dus hier geen pontgelt ontvangen.
1573, 05 maart.
Folio 348v
Jan Schuermans
heeft voor hem en voor zijn megeringen Peter, Henrick, Christijn, Lijssbeth en
Maria Schuermans het versterf ontvangen na de dood van hun ouders: huis en hof
in Schuelen gelegen, grenzend de straat 1), mr. Jan Van Gelmen erfgenamen 2) en
Jacob Dries 3); nog huis en hof genaamd 'de Helle', grenzend Willem Vanden
Roije aan 2 zijden en de straat 3); nog het 'Backhuys Velt', grenzend mr.
Liebrecht Meerthoutz 1), 'de Wijen' 2); nog 'het Hellen Bossken', grenzend Iken
Coex 1), Jan Shanen 2) en de erfgenamen van Jan Van Nedercoesen 3); nog een
stuk erf geheten 'die Roemssche Heye', palend Ffrans Meukens 1), Wouter Coex
aan de andere zijden; nog 6 roijen beemd op de Zeelbeempde gelegen, grenzend
'die Cathuijsers van Rumunde' 1), mr. Govaert Vanden Roye 2); nog een zille
heide 'opt Dreyers Inde' gelegen, grenzend mr. Liebrecht Meerhouts 1), Jacob
Cannarts erfgenamen 2) en sheeren straet 3); nog 2 rinsgulden jaarlijks staande
op panden van de erfgenamen van Silvester Eyckmans en al wat nog onder deze bank
sorteert. Jan Schuermans is voor hem en voor zijn megeringen met recht tot de
gichte gekomen.
1573, 05 maart.
Folio 349
Jan Moens heeft
in naam van zijn nicht Johanna Moens het versterf ontvangen dat haar verstorven
is na de dood van haar ouders zaliger: een beemd onder Coerssel gelegen,
genaamd 'den Orenvaren', grenzend het gemeijn broeck 1), Ffrans Aerts 2) en
'die Stucke' 3) en al wat nog onder deze bank sorteert. Jan is voor zijn nicht
met recht tot de gichte gekomen.
1573, 05 maart.
Folio 349v
Thomas Van Leuwe
heeft opgedragen tot behoef van Marten IJliaes 30 stuivers Brabants jaarlijks
zoals hij gelden heeft op panden van Jan Vanden Boeck onder Schuelen gelegen,
volgens de inhoud van dit register, voor 30 rinsgulden Brabants eens,
godspenninck een halve stuiver en lijcoep 20 stuivers. Marten IJliaes is tot de
gichte gekomen.
1573, 05 maart.
Folio 350
Lambrecht
Schepers heeft opgedragen tot behoef van Peter Goijens een stuk broek in
Oversel gelegen, geheten 'het Torfbroeck', grenzend Henrick Beert kinderen 1),
Sijmon Beckers 2), sheeren straet 3) en de beek 4), als een pand voor 30
stuivers Brabants jaarlijks vallend voor het eerst op Sint-Jacobsdag in juli.
Af te leggen met 25 rinsgulden Brabants. Jacob Goijens is voor zijn zoon Peter
Goijens tot de gichte gekomen.
1573, 05 maart.
Folio 350v
Thijs Van Ham
heeft opgedragen tot behoef van Jaspar Tielmans een stuk broek onder Coerssel
gelegen 'int Lanck Hout', grenzend Jan Hoemans 1), Crijn Beckers 2), de beek 3)
en Michiel Wijnen 4). Enkel belast met 7 penninck grondcijns. Verkocht voor 450
rinsgulden Brabants, godspenninck 20 stuivers en lijcoep 6 rinsgulden. Jaspar
Tielmans is met recht tot de gichte gekomen.
1573, 05 maart.
Folio 352v
Servaes Kenens
heeft opgedragen tot behoef van Peter Pouwels een stukje land onder Coerssel
gelegen, grenzend 'den Muggen Berch' 1), Peter Pouwels voorschreven aan de
andere zijden. Het is belast aan Jan Dierix met 2 rinsgulden jaarlijks, nog met
een half vat rogge aan de H. Geest van Coersel en met sheeren grondcijns. Boven
deze lasten moet Peter nog 50 rinsgulden Brabants eens betalen. Peter is tot de
gichte gekomen. Voorwaarde is nog dat dit land zijn weg niet zal hebben over
het erf van Servaes Kenens. Godspenninck 2 stuiver en lycoep 30 stuivers.
1573, 05 maart.
Folio 352v
Jannes Lemmens
heeft opgedragen tot behoef van Henrick Wellens zijn gerechtigheid van 3
stukken broek onder Schuelen gelegen, die enkel met de grondcijns belast zijn.
Het ene stuk 'den Bullens Bampt' grenst Matheeus Bouten 1), de Laeck 2), 'de
Huyven Bampt' 3). Het tweede stuk broek is gelegen naast de Bullens Bampt, een
zille gemeijn broeck op de voorschreven 'Huijven Bampt', grenzend Tielman Van
Schoenbeeck 1), de Laeck 2) en Heer Andries Alen 3); het derde stuk is ook
gelegen op 'den Huijven Bampt', omtrent een halve zille groot, en grenst heer
Andries Alen 1), de kinderen van Aert Vanden Dwee 2). Verkocht voor 86
rinsgulden Brabants, godspenninck 1 ort en lijcoep nae lantcoep. Henrick
Wellens is tot de gichte gekomen met recht. Maria Berinx, de huisvrouw van
Jannes, heeft met deze gicht ingestemd.
Henrick Wellens
heeft opgedragen tot behoef van Jannes Lemmens voorschreven de voorschreven
drie stukken broek als een pand voor 3 rinsgulden Brabants jaarlijks in
afkorting van de koopsom. Hij kan die afleggen met 54 rinsgulden in twee keer,
telkens 1,5 rinsgulden jaarlijks met 27 rinsgulden. Henrick beloofde om
onderpand te stellen een boender land gelegen op 'het Wauwen Inde', dat enkel
belast is met een mudde koren en 4,5 rinsgulden Brabants jaarlijks. Jan Lemmens
is met recht tot de gichte gekomen.
1573, 06 maart.
Folio 353
Claes
Cleijnwerts met zijn huisvrouw Anna Fabri heeft opgedragen tot behoef van Jan
Alen als momber van zijn huisvrouw Maria Cannarts haar tocht van al de
goederen, renten en pachten verkregen door Herman Borgelinx, haar wettige man
zaliger, tijdens hun huwelijk. Jan Alen is als momber van zijn huisvrouw met
recht tot tocht en erfdom gekomen.
Dadelijk daarna,
nu tocht en erfdom samen zijn, heeft Jan Alen met zijn huisvrouw Maria Cannarts
hun gedeelte opgedragen van alle goederen, Loons of Brabants waar zij ook
sorteren, die Herman Borgelinx, grootvader van de huisvrouw van Jan Alen,
tijdens zijn huwelijk met Anna Fabri verkregen heeft voor 150 rinsgulden
Brabants eens. Conditie is dat de 3 rinsgulden jaarlijks die Jan Alen als
momber van zijn huisvrouw aan de voorschreven goederen trekt ook dood en teniet
zullen zijn. Daarom kwijt Jan Alen met zijn huisvrouw de panden van deze 3
rinsgulden jaarlijks (1 rinsgulden jaarlijks sorteert onder de Brabantse bank
en 2 rinsgulden onder deze bank). Godspenninck 1 stuiver en lycoep nae
lantcoep. Jan Alen staat garant voor deze verkoop. Claes Cleijnwerts is met
recht tot de gichte gekomen. Hiervan is voor pontgelt van hetgeen hier sorteert
3 rinsgulden en 12 stuivers betaald.
In deze verkoop
is tevens inbegrepen het legaat dat door het testament van Herman Borgelinx
zaliger werd gemaakt aan Willem, de zoon van Herman en Anna Fabri, die nu
aflijvig is geworden. Het testament is van 1560, 26 april.
1573, 02 april.
Jaergedinge nae bloeken paesschen. Folio 354
Jannes Lemmens
heeft opgedragen tot behoef van Henrick Schabben 3 rinsgulden Brabants
jaarlijks zoals hij die gelden heeft aan panden van Henrick Wellens onder
Schuelen gelegen, zoals blijkt bij de eerste gichte daterend van 5 maart
laatstleden, voor 54 rinsgulden Brabants, godspenninck een halve stuiver.
Henrick Schabben is met recht tot de gichte gekomen.
1573, 02 april.
Jaergedinge nae bloeken paesschen. Folio 354
Geert Vanden
Bossch met zijn huisvrouw Maria Van Heerle heeft opgedragen tot behoef van Aert
Pijls een dries in Heerle gelegen, geheten 'Sprincens Driessch', grenzend
Lambrecht Vander Hoeven erfgenamen 1), Henrick Doermaels 2), Aert Pijls
voorschreven 3) en sheeren straet 4). Was al belast aan Andries Zwinnen met 2
vaten rogge jaarlijks en met 2 penninck grondcijns. Verkocht voor 120
rinsgulden Brabants eens boven de lasten, godspenninck 1 stuiver en lijcoep nae
lantcoep. Aert Pijls is tot de gichte gekomen met recht.
1573, 02 april.
Jaergedinge nae bloeken paesschen. Folio 354v
Geert Coex heeft
voor hem en voor zijn zusters Maria en Christijn Coex ontvangen het versterf op
hen verstorven na de dood van hun ouders: huis en hof in Schuelen gelegen,
grenzend sheeren straet 1), Willem Thijs 2); nog 'het Hellen Bosschken',
grenzend de kinderen van Jan Schuermans 1), mr. Geert van Velpen 2); nog 1
rinsgulden jaarlijks staande op panden van Gielis Zwinnen. Geert is voor hem en
voor zijn consorten voorschreven met recht tot de gichte gekomen.
1573, 02 april.
Jaergedinge nae bloeken paesschen. Folio 356
Henrick Moers
heeft met zijn wettig huisvrouw Lijssbeth Eelens opgedragen tot behoef van Jan
Moens alias van Coerssel een eussel aan 'den Voerslach' gelegen, grenzend deze
Voerslach 1), Henrick Alen erfgenamen 2) en Aert Truijens 3) en verder al zijn
andere goederen onder deze bank sorterend als een pand voor 2 rinsgulden
Brabants jaarlijks met valdag op datum van gichten. Af te lossen met 27
rinsgulden Brabants, godspenninck 1 ort en lijcoep 5 stuivers. Jan Moens is tot
de gichte gekomen.
1573, 02 april.
Jaergedinge nae bloeken paesschen. Folio 359
Op 28 maart 1572
bracht Crijn Kenens voor de medeschepenen Willem Geerts en Jan Kenens aan,
zoals ze verklaarden, dat hij heeft opgedragen tot behoef van Sebastiaen Crijns
alias Kenens zijn tocht van al de goederen waarvan hij de tocht bezit, zowel
gelegen onder Exell als onder Coeerssel, op voorwaarde dat Sebastiaen aan zijn
oude vader Crijn Kenens jaarlijks na dit jaar zijn leven lang 32 rinsgulden
Brabants zal geven en 2 mudde rogge in 4 termijnen, elk kwartaal (vierendeel
jaers) 8 rinsgulden en 4 vaet rogge. Sebastiaen belooft dat 'op
beleijtenisse' van 2 beemden gelegen tegenover 'den Hoegen Bossch'. Sebastiaen
is op 2 april met recht tot de gichte gekomen.
1573, 16 april.
Folio 359v
Mathijs Schepers
heeft opgedragen tot behoef van Peter Pouwels een stuk land onder Coerssel
gelegen aan 'den heirgracht', geheten 'het Halff Boender', grenzend Peter
voorschreven 1), de kinderen van Catharijn Put 2), Jan Leys 3), voor 79
rinsgulden Brabants eens boven sheeren grondcijns, godspenninck 2 stuivers en
lijcoep 30 stuivers. Peter Pouwels is met recht tot de gichte gekomen.
1573, 16 april.
Folio 359v
Lambrecht
Schepers heeft ontvangen na de dood van zijn broer Jan Schepers een stukje
broek in Oversel gelegen, grenzend Peter Melis, de kinderen van Christijn Vaes
en sheeren straet. Lambrecht is met recht tot de gichte gekomen.
1573, 16 april.
Folio 360
Willem Geerts
heeft in de naam van Anna, de dochter van Berthel Bullekens, na de dood van
haar ouders ontvangen: een eussel onder Coerssel gelegen, grenzend Jeronijmus
Shoegen 1), de kinderen van Anna Wijnen 2). Willem is voor Anna Bullekens met
recht tot de gichte gekomen.
1573, 16 april.
Folio 360v
Mathijs Bosmans
heeft opgedragen aan Lucas Huben een stuk broek in Oversel gelegen, genaamd
'den Baten Beempt', grenzend Thijs Moens 1), de kinderen van Claes Nelens 2) en
Lucas Huben voorschreven 3), voor 175 rinsgulden Brabants eens, godspenninck 1
stuiver. Lucas Huben is tot de gichte gekomen.
Lijsbeth Dillen,
de huisvrouw van Mathijs Bosmans, heeft met deze gicht ingestemd.
1573, 16 april.
Folio 362
Michiel
Cortovelen heeft ontvangen voor hem en voor zijn megeringen Jan, Marten, Maria
en Anna Cortovelen, Gielis Loijchs als momber van zijn huisvrouw Iken
Cortovelen en Jan Jacobs als momber van zijn huisvrouw Margriet Cortovelen na
de dood van hun ouders een stukje broek onder Schuelen gelegen, geheten 'die Plesse',
grenzend Nijs Kelberchs erfgenamen 1), sheeren straet aan de overige drie
zijden. Michiel is voor hem en zijn megeringen ter gichte gekomen.
1573, 16 april.
Folio 363
Michiel
Cortovelen, Maria en Anna Cortovelen beiden met hun verleende mombers Gielis
Loijchs en Jan Jacobs, Gielis Loijchs met zijn huisvrouw Iken Cortovelen en Jan
Jacobs met zijn huisvrouw Margriet Cortovelen hebben gelijk opgedragen tot
behoef van Willem Vanden Roije het stukje land in de gichte hiervoor beschreven
omwille van een contract en 'peijs' gemaakt tussen de voorschreven partijen.
Het wordt gewaardeerd op 30 rinsgulden eens. Godspenninck een halve stuiver.
Willem is tot de gichte gekomen. (Jan Cortovelen wordt hier niet vernoemd.)
1573, 07 mei.
Folio 364v
Scheiding en
deling tussen Jan Wellens als momber van zijn huisvrouw Barbara Binnemans en
Jan Binnemans.
Jan Binnemans
kreeg voor zijn kindsdeel huis, hof, broek en eussel en al hetgeen dat onder
Coerssel gelegen is. Het goed grenst Thijs Martens kinderen 1), sheeren straet
2), 'Blueckmans Goet' 3) en 'die Boilaerts Straet' 4). Jan Binnemans zal van
zijn gedeelte aan zijn zwager Jan Wellens 200 rinsgulden Brabants eens moeten
geven: 100 rinsgulden contant en de andere 100 tussen nu en nu Pinksteren over
twee jaar. Als de twee jaar om zijn, mag Jan de keuze hebben: contant betalen
of een rente aanleggen van 6 rinsgulden jaarlijks.
Voor Jan Wellens
als momber van zijn huisvrouw Barbara Binnemans zijn voor haar kindsgedeelte al
de andere goederen bestemd die niet onder het bewind van Coerssel gelegen zijn,
zoals land, broek, pachten en andere waar ze ook mogen gelegen zijn, behalve
onder Coerssel. Dit deel krijgt nog 200 rinsgulden zoals voorschreven is.
De partijen
hebben afstand gedaan van hun rechten op elkaars deel van de deling en ze
beloven de deling onverbrekelijk te houden.
1573, 07 mei.
Folio 365
Jan Binnemans
heeft opgedragen tot behoef van Peter Willems zijn bovengeschreven kindsdeel
als een pand voor 6,5 rinsgulden Brabants jaarlijks vallend op Sint-Jorisdag.
Af te lossen met 100 rinsgulden Brabants. Jan betaalde het pontgelt en alle
andere hofrechten. Peter Willems is met recht tot de gichte gekomen.
1573, 07 mei.
Folio 367
Jan Sroijen
heeft met zijn huisvrouw Maria Zwinnen opgedragen tot behoef van Henrick Vaes
een stuk erf, zowel broek als land, onder Coersel gelegen. Het vervolg van deze
gicht is te vinden op 9 juli hierna.
1573, 07 mei.
Folio 367
Ffrans Schepers
heeft opgedragen tot behoef van Peter Neven 9 rinsgulden jaarlijks zoals hij
die gelden heeft op panden van Reyner Wouters onder Schuelen gelegen, voor 143
rinsgulden Brabants. Peter is hierna op 27 juni 1573 met recht tot de gichte
gekomen. De eerste gicht hiervan zal men vinden op 23 november 1570.
1573, 11 mei.
Folio 368
Jan Juechmans
met zijn huisvrouw Maria Couttereels heeft opgedragen tot behoef van meester
Jan en Peter Neven, broers, huis en hof in Schuelen gelegen, grenzend sheeren
straet aan 2 zijden, meester Govaert Vanden Roije 3) en Goris Snijers
erfgenamen 4), als een pand voor 3 rinsgulden Brabants jaarlijks met valdag op
datum van gichten. Af te lossen met 45 rinsgulden Brabants (7 bourgoenssche
daelders en 4 rycksche dalders het stuk voor 32 stuivers Brabants, 6
philipsdaelders het stuk voor 36 stuivers Brabants, 2 testoenen (zilveren
Franse of Italiaanse munt) het stuk voor 10 stuivers Brabants en verder in
Brabantse pasmunt). Mr. Jan en Peter Neven zijn met recht tot de gichte
gekomen.
1573, 28 mei.
Folio 369v
Aert Pouwels
heeft opgedragen tot behoef van Joris Gathis een stuk erf genaamd 'het Put
Velt' zoals dat gelegen is in de buurt van 'den Ruijer Heijeken', grenzend
sheeren straet 1), de erfgenamen van mr. Jan van Gelmen 2) en 'Marie Leppers
Heijeken' 3), voor 110 rinsgulden Brabants boven alle lasten. De koopsom moet
binnen het jaar voldaan worden en nu op datum van gichten al 35 rinsgulden in
afkorting. Godspenninck een halve stuiver een lycoep nae lantcoepe. Aert zal de
huur van dit jaar nog trekken van Margriet Dijckmans. Wordt het goed binnen het
jaar vernaderd, dan moet Aert de hele koopsom krijgen. Joris Gathis is tot de
gichte gekomen. Op 26 januari 1576 bekende Aert Pouwels dat hij van deze
verkoop voldaan is.
1573, 28 mei.
Folio 369v
Christijn Van
Ham met haar verleende momber Jan Kenens heeft opgedragen aan haar zoon Kerst
Van Ham haar tocht van een stuk broek gelegen onder Coerssel 'int Lanck Hout',
grenzend Jaspar Hillen 1), Thomas Meijntens 2), de kinderen van Peter Joris 3)
en 'dAuwe Beeck' 4). Kerst van Ham is tot tocht en erfdom gekomen met recht.
Nu tocht en
erfdom samen zijn, heeft Kerst Van Ham opgedragen tot behoef van Lambrecht
Ouwercx de beemd hiervoor voor 197 rinsgulden Brabants, godspenninck 1 blanck
en lijcoep 9 rinsgulden. Voorwaarde is dat indien de koper enige problemen zou
krijgen 'vanden wege aengaende der voeren' of ook betreffende de weg die de
pastoor van Coersel daarover pretendeert te hebben, zal Kerst dat op zijn last
moeten verantwoorden. Lambrecht Ouwercx is met recht tot de gichte gekomen.
1573, 28 mei.
Folio 370
Matheeus
Hueveners heeft opgedragen tot behoef van Peter Opt Straet een beemd in Oversel
gelegen, geheten 'den Peerre Beempt', grenzend Lijssbeth Zentens kinderen 1),
Christijn Joris 2), 'dAuwe Beeck' 3) en de kinderen van Aert Van Ham 4), in
ruil voor een andere beemd onder Stall gelegen, die ook hier sorteert. Deze
heet 'den Vrancken Beempt' en grenst Jan Kenens 1), de beek 2), Vranck Valentijns
3) en 4). Peter Opt Straet is tot de gichte gekomen.
1573, 28 mei.
Folio 370
Peter Opt Straet
heeft, volgens de ruil hiervoor beschreven, opgedragen tot behoef van Matheeus
Hueveners de voorschreven 'Vrancken Beempt'. Ze geven elkaar niets toe. Matheeus
Hueveners is met recht tot de gichte gekomen.
1573, 28 mei.
Folio 370v
Ffrans Wynen
heeft opgedragen tot behoef van Michiel Maech een stukje broek bij 'den Goesens
Wijer' gelegen, grenzend Nelis Claes 1), Lambrecht Schepers 2) en sheeren
straet 3), voor 34 rinsgulden Brabants eens, godspenninck 3 stuivers en lycoep
5 stuivers. Hubrecht Maech is ter gichte gekomen. Katharijn Vanden Eerdenwech,
de huisvrouw van Ffrans Wijnen, heeft ingestemd met deze gicht. Bovenaan
werd 'Hubrecht' boven 'Michiel' geschreven, maar 'Michiel' werd niet
doorstreept.
1573, 28 mei.
Folio 370v
Aert Pouwels
heeft in de naam van Mechtelt Zekers het versterf ontvangen dat haar is
verstorven na de dood van haar ouders: een stuk erf onder Schuelen gelegen,
geheten 'den Hazeren Bampt', grenzend Peter Schepers en Jan Bijnens; nog een
stuk erf geheten 'Sint Joris Hoff', grenzend Peter Alen en de H. Geest van
Spalbeeck; nog een stuk erf genaamd 'den Bossch', grenzend Thijs Van Ham en
Matheeus Prijs. Aert Pouwels is voor Mechtelt Zekers met recht tot de gichte
gekomen.
1573, 28 mei.
Folio 370v
Liebrecht
Zwinnen alias Minten heeft als momber van zijn huisvrouw Margriet Vanden Venne
ontvangen het versterf dat hem verstorven is na de dood van haar ouders, waar
Tielman Van Schoenbeeck als tochter uitgestorven is: 6 roijen beemd 'opden
Huijven Beempt' gelegen, grenzend 'die Laeck', Marten Stapparts en de
erfgenamen van HenrickVanden Morttel; nog 1 rinsgulden jaarlijks staande op
panden van Jan Luijten in Schuelen en nog 1 rinsgulden jaarlijks staande op
panden van Peter Slegers. Liebrecht Zwinnen is als momber van zijn huisvrouw
met recht tot de gichte gekomen.
1573, 28 mei.
Folio 371v
Jaspar Hillen
heeft het versterf ontvangen dat hem is verstorven na de dood van zijn vader en
moeder Goris Hillen en Maria Van Houte zaliger. Tevens heeft hij ook de
goederen ontvangen die in enige Loonse laathoven sorteren, bekennend hen hun
recht. Jaspar Hillen is met recht tot de gichte gekomen.
1573, 28 mei.
Folio 371v
Peter Neven, die
rentmeester is geweest van de heer van Lumpmen, heeft opgedragen tot behoef van
Lambrecht Schepers een venneken gelegen onder Coerssel 'op de Schrick Heyde',
vroeger door Peter Neven in naam van de heer wegens niet-betaling van de
grondcijns uitgewonnen. Dat behoorde eerder toe aan Jacob Mutssen. Voorwaarde
is dat Lambrecht jaarlijks de grondcijns zal betalen die erop staat volgens het
cijnsregister. Lambrecht Schepers is tot de gichte gekomen.
1573, 28 mei.
Folio 372v
Geert en
Christijn Coex met haar verleende mombers Jan Stapparts en Peter Schuermans en
Joris Gathis als momber van zijn huisvrouw Maria Coex hebben afstand gedaan van
hun rechten op elkaars deel van hun deling en ze zullen deze deling
onverbrekelijk houden. De delen werden als volgt samengesteld.
Aan Geert Coex
viel als oudste zoon voor zijn kindsgedeelte huis en hof in Schuelen gelegen
met de aanhang, grenzend sheeren straet, Willem Thijs en Wouter Coex. Het is
belast met 'brantschettinge' en 'weije coeren', nog met 32 alde groet jaarlijks
aan O.-L.-Vrouwenaltaar in Schuelen (aan de anniversariën daar); nog aan Thomas
IJliaes met 8,5 rinsgulden jaarlijks; aan Jan Maes met 3 rinsgulden jaarlijks.
Dit deel moet aan elk van de twee volgende delen 1 rinsgulden jaarlijks geven
met valdag op half maart en te kwijten met 18 rinsgulden eens. Verder kreeg hij
nog een stuk broek 'tot Soerl' gelegen, grenzend Jan Vanden Hoeve, Peter Jans
en de erfgenamen van Peter Fransens; nog een bos gelegen bij 'den Meer Bossch',
grenzend meester Geert van Velpen, Henrick Vernijen erfgenamen en Henrick
Schuermans.
Aan Joris Gathis
als momber van zijn huisvrouw Marie Coex viel voor het kindsgedeelte een stuk
land in Berbroeck gelegen groot 5 vaten zaaiens, 'opwerts' gelegen, boven alle
uitgaande lasten. Dit is gedeeld met Christijn Coex zoals hierna volgt. Het
land grenst joncker Jacob van Diest, Wouter Drossaten aan 2 zijden en Christijn
Coex voorgenoemd beneden; nog 4 rinsgulden jaarlijks aan panden van Jan
Cremers; nog 3,5 rinsgulden op 'Margriet Vernijen Bampt' op de Laeck gelegen;
nog aan panden van Reijner Stoten 10 stuivers jaarlijks; nog 1 rinsgulden
jaarlijks te trekken op de deling van Geert zoals voorschreven is.
Aan Christijn Coex
viel voor haar kindsgedeelte het wedergedeelte van het stuk land in Berbroeck
gelegen 'onderwerts', 3 vaten zaaiens groot, grenzend Joris Gathis
voorschreven, Jan Staparts en Wouter Drossaten aan 2 zijden; nog een stuk land
op 'de Auwe Hoeve' gelegen, groot 2 vaten zaaiens, grenzend joncker Jacob van
Diest aan 3 zijden; nog 7 rinsgulden jaarlijks in Rummen aan panden 'Rolwagen';
nog 1 rinsgulden jaarlijks aan Gielis Cilien panden; nog 1 rinsgulden jaarlijks
aan het eerste kindsdeel van Geert Coex voorschreven.
Bij onbekende
lasten of als er goederen worden afgenomen, zullen ze elkaars kosten helpen
dragen.
1573, 11 juni.
Folio 374
Jacob Vanden
Briele heeft opgedragen tot behoef van Gijssbrecht Schepers 4,5 rinsgulden
jaarlijks met valdag op datum van gichten. Af te leggen met 65 rinsgulden
Brabants. Pand: een stuk broek onder Coersel gelegen, genaamd 'den Langen
Beempt', grenzend Jan Huben 1), Thomas Meijntens 2), Jan Leijsen 3) en Peter
Putte 4). De rente moet los en vrij betaald worden. Gyssbrecht Schepers is met
recht tot de gichte gekomen.
1573, 11 juni.
Folio 374
Ffrans Zwinnen heeft
met zijn huisvrouw Catharijn Van Eertwech opgedragen tot behoef van Henrick
Vanden Bossche 7 rinsgulden Brabants jaarlijks, los en vrij te betalen, met
valdag op datum van gichten. Af te lossen met 100 rinsgulden Brabants. Ffrans
betaalde het pontgelt. Pand: een beemd onder Coerssel gelegen, geheten
'Mellemans Euwt', grenzend Reyner Svoechs 1), Mewis Tielens 2), sheeren straet
3) en Katharijn Moens kinderen 4). Henrick Vanden Bossch is met recht tot de
gichte gekomen. Indien de rente binnen het jaar wordt afgekweten, zal Henrick
toch een volle rente krijgen.
Op 23 januari
1578 heeft Henrick Vanden Bossch ermee ingestemd dat er voor de 7 rinsgulden
jaarlijks voortaan maar 6 rinsgulden jaarlijks zullen betaald worden.
1573, 11 juni.
Folio 374v
Matheeus Van
Dorne heeft met zijn huisvrouw Ida Vernijen opgedragen tot behoef van Henrick
Moens 1 rinsgulden Brabants jaarlijks met valdag op datum van gichten; af te
leggen met 15 rinsgulden Brabants, godspenninck een halve stuiver en lijcoep 10
stuivers. Pand: huis en hof in Schuelen gelegen, palend Wouter Coex 1), sheeren
straet 2) en Thijs Hermans 3). Henrick Moens is ter gichte gekomen.
1573, 11 juni.
Folio 374v
Peter Schepers
heeft opgedragen tot behoef van zijn zoon Ffrans Schepers zijn tocht van een
stuk erf onder Schuelen gelegen, geheten 'den Boedem', grenzend sheeren straet,
Henrick Cannarts, Gielis Bruijninx en Lambrecht Zekers erfgenamen. Frans
Schepers is tot tocht en erfdom gekomen.
Dadelijk daarna,
nu tocht en erfdom samen zijn, heeft Ffrans Schepers opgedragen tot behoef van
Gielis IJliaes het voorgeschreven stuk voor 10 rinsgulden en 5 stuivers
Brabants jaarlijkse rente. Elke rinsgulden jaarlijks staat te kwijten met 18
rinsgulden (den penninck XVIII). Het goed is enkel belast met 6 penninck grondcijns.
Ffrans bekent dat hij de hoetpenningen van 4 rinsgulden en 5 stuivers heeft
ontvangen in afkorting van de 10 rinsgulden 5 stuivers jaarlijks. Gielis moet
dus jaarlijks nog 6 rinsgulden Brabants betalen. Ffrans heeft het pontgellt
betaald. Gielis is ter gichte gekomen.
Ffrans Schepers
bekent aan zijn vader de tocht van de 6 rinsgulden jaarlijks voorschreven.
Hiervan werden 2
rinsgulden jaarlijks gekweten op 25 juni hierna. Peter Schepers kweet nog 1,5
rinsgulden jaarlijks zoals blijkt op 3 december van dit jaar.
1573, 11 juni.
Folio 375
Willem
Droechmans heeft opgedragen tot behoef van Ffrans Schepers zoon van Peter een
half mudde rogge jaarlijks vallend op datum van gichten. Af te leggen met 24
rinsgulden Brabants, godspenninck 1 stuiver en als lycoep 20 stuivers. Pand: 2
zillen land in Schuelen gelegen achter Maria Claes' 'gelege', grenzend Willem
voorschreven 1), Reyner Wouters 2) en de kinderen van Aert Vanden Dwee 3). De
partijen betalen het pontgelt half en half. Ffrans Schepers is tot de gichte gekomen
en hij bekent dat zijn vader hierin zijn leven lang zijn tocht zal hebben.
1573, 11 juni.
Folio 375v
'Die borssen
gefundeert bij her Thomas Heusius van Moll'.
Heer Hubrecht
Boeden heeft ontvangen in de naam van en tot behoef van de voorschreven beurs
de 4,5 rinsgulden jaarlijks die heer Heusius voorgenoemd aan deze beurs gelaten
had en waar Heijloff van Bockell als sterfelijk gichtdrager uitgestorven is. In
de plaats van Heijloff stelt heer Hubrecht als sterfelijke gichtdrager Govaert
Tijpoets zoon van Govaert. Heer Hubrecht is voor deze beurs tot de gichte
gekomen.
1573, 25 juni.
Jaergedinge nae Sint Jans baptisten dach. Folio 376v
Michiel Alen met
zijn huisvrouw Anna Jacops heeft opgedragen tot behoef van Mathijs Tielens en
zijn nakinderen een half mudde rogge Diesters, waarvan elke halster te betalen
is met 6 stuivers Brabants. Dat half mud is aan Anna Jacobs verstorven na de
dood van Peter Mechelmans en Lijsbeth Claes. Dit half mudde rogge heeft Mathijs
Tielens voorgenoemd afgekweten en gelost van panden toebehorend aan de kinderen
van zijn huisvrouw Aleydt Vander Eijcken alias Vernijen. Mathijs heeft dit geld
bekomen van zijn patrimoniumgoed, daarom willen hij en zijn huisvrouw Aleydt
dat na hun beider dood deze pacht van een half mudde rogge aan hun beider
kinderen zal komen. Deze pacht staat aan panden van de erfgenamen van Dionijs
Kelbrechts. Joris Vander Eijcken is in de naam van Mathijs voorschreven en van
zijn kinderen tot de gichte gekomen. Voorwaarde is nochtans dat Mathijs en zijn
huisvrouw met deze pacht hun vrije wil zullen mogen doen.
1573, 25 juni.
Jaergedinge nae Sint Jans baptisten dach. Folio 379
Lambrecht van
Schoenbeeck heeft in de naam van de kinderen van Henrick Opt Straet, namelijk
Reijner, Pouwels, Henrick en Jan Opt Straet, het versterf ontvangen dat hen is
verstorven na de dood van hun grootvader en grootmoeder: huis en hof in
Coerssel gelegen, grenzend Aert Nelens, Hubrecht Opt Straet en sheeren straet;
nog een stuk broek in Oversel gelegen, grenzend de beek, 'den Hasaert'; nog een
beemd genaamd 'den Baten Beempt', regenoten Henrick Gielis en de kinderen van
Maria Dillen; nog 'het Groet Bloeck', grenzend Peter Vanden Putte en Sijmon
Beckers; nog een stuk land geheten 'die Paelmans Hoeve', grenzend Peter Opt
Straet en Hubrecht Opt Straet; nog een stuk erf 'opden Hoegen Bossch' gelegen,
grenzend de kinderen van Henrick Inden Boss, de beek en de kinderen van Thonis
Leysens; nog een stuk broek geheten 'het Buetschot', grenzend Sebastiaen Crijns
en Hubrecht Opt Straet; nog 2 beemden te 'Voertken' gelegen, geheten 'het Lanck
Bloeck', grenzend de erfgenamen van Peter Van Cuelen en Anna Jans kinderen; nog
een stukje land geheten 'het Martens lant', grenzend Jeronymus Huben en de
kinderen van Anna Jans. Lambrecht van Schoenbeeck is voor de voorschreven
kinderen met recht tot de gichte gekomen.
1573, 25 juni.
Jaergedinge nae Sint Jans baptisten dach. Folio 379v
Peter Schepers
heeft opgedragen tot behoef van zijn zoon Ffrans Schepers zijn tocht van 2
rinsgulden jaarlijks, afgetrokken van 6 rinsgulden zoals hij gelden had op
panden van Gielis IJliaes, zoals blijkt uit de eerste gichte van 11 juni
laatstleden. Ffrans Schepers is tot de gichte gekomen.
Dadelijk daarna,
nu tocht en erfelijkheid samen zijn, heeft Ffrans Schepers opgedragen tot
behoef van Gielis IJliaes de voorschreven 2 rinsgulden jaarlijks, kwijtend hem
en zijn panden ervan. Gielis is tot de gichte gekomen.
1573, 30 juni.
Folio 380
Anna Jans met
haar wettige momber Lenaert Scricx heeft opgedragen tot behoef van haar
kinderen Peter, Henrick, Sijmon, Jaspar, Maria en Heijloff Jans haar tocht van
een stuk land 'int Groet Bloeck' gelegen, grenzend Hubrecht Opt Straet, Sijmon
Beckers en sheeren aerdt; nog een stukje broek geheten 'het Reijners Broeck',
grenzend Sijmon Beckers, sheeren aerdt, de beek en Pouwels Knaep. De
voorgenoemde kinderen zijn hiermee tot tocht en erfdom gekomen.
Dadelijk daarna,
nu tocht en erfdom samen zijn, hebben Peter, Henric, Symon en Jaspar Jans en
Maria Jans met haar wettige momber Aert Sraijen en Heijloff Jans met haar
verleende momber Jan Kenens de voorschreven goederen gelijk opgedragen tot
behoef van Symon Beckers voor 272 rinsgulden Brabants eens. De helft hiervan
moet betaald worden op Lichtmis en de andere helft op Pinksteren daarna.
Godspenninck 5 stuivers en lycoep 5 rinsgulden 5 stuivers. Symon Beckers is met
recht tot de gichte gekomen.
1573, 30 juni.
Folio 380v
Op 12 juni heeft
Pouwels Geerts opgedragen tot behoef van Servaes Kenens en Henrick Geerts 2
stukken broek in Oversel gelegen, grenzend Pouwels voorschreven in het midden
en het ander stuk broek is geheten 'den Middelsten Beempt'. De hele beemd
grenst Peter Dillen aan 2 zijden, de beek 3) en Peter Dillen van Houthalen 4).
Verkocht voor 136 rinsgulden Brabants eens boven alle lasten. Servaes Kenens
voor hem en Willem Geerts in de naam van Henrick Geerts zijn tot de gichte
gekomen.
1573, 30 juni.
Folio 380v
Op 7 juli 1570
heeft Laureijs Wouters met zijn huisvrouw Katlijn Geerts opgedragen tot behoef
van Pouwels Geerts een stuk broek in Oversel gelegen, zoals de medeschepenen
Willem Geerts en Jan Kenens aanbrachten. Het goed grenst Pouwels Geerts aan 2
zijden, Peter Dillen aan de resterende 2 zijden. Voorwaarde is dat Pouwels
Geerts van Laureijs een last van 12 rinsgulden jaarlijks van zijn 'Riet Beempt’
zal afnemen, die Cornelis Cornelis daarop gelden heeft. Deze staan af te lossen
met 200 rinsgulden. Laureijs heeft aan Pouwels nog bijgelegd 25 rinsgulden
eens. Op 13 juni 1573 is Willem Geerts voor Pauwels Geerts tot de gichte
gekomen.
1573, 09 juli.
Folio 380v
Claes Van Wyck
heeft als momber van zijn huisvrouw Barbara Buijsen ontvangen huis en hof van
omtrent een half boender groot, grenzend Peter Martens, Jan Nesen, sheeren
straet, dat haar is verstorven na de dood van haar zuster Geertruijt Buijsen.
Claes is als momber van zijn huisvrouw tot de gichte gekomen.
1573, 09 juli.
Folio 381
Thomas Meijntens
heeft in de naam van de kinderen van Claes Corvers en Lijsbeth Meyntens,
namelijk Jan, Maria, Catharijn, Anna en Brigida ontvangen na de dood van hun
ouders huis en hof in Coersel gelegen, grenzend Thomas Meijntens, de pastoor
van Coerssel en de Brabantse 'uutfanck'. Thomas Meyntens kwam voor de
voorschreven kinderen tot de gichte.
1573, 09 juli. Folio
381v
Jan Svroijen
heeft met zijn huisvrouw Maria Zwinnen aan Henrick Vaes gegicht een stuk land
geheten 'den Jueten Hoff' met een beemd daaraan gelegen in Coerssel, grenzend
'die Breedonck' 1), Thomas Meijntens 2), sheeren straet 3), de kinderen van Jan
Putmans 4) en Servaes Kenens 5), voor 500 rinsgulden Brabants boven alle
lasten. Op de gicht moet 100 rinsgulden betaald worden -waarvan Jan bekend 96
rinsgulden ontvangen te hebben- en 300 rinsgulden binnen het jaar. Kan hij het
vijfde honderd rinsgulden dan niet betalen, dan mag hij daarvoor 6 rinsgulden
jaarlijks bekennen die met de 100 rinsgulden af te lossen zijn. Henrick zal de
huur ervan van dit jaar trekken. Henrick kan het goed pas aanvaarden nu op
Coersel kermis eerstkomend. Godspenninck 1 stuiver en lycoep nae lantcoep.
Henrick Vaes is tot de gichte gekomen.
1573, 09 juli.
Folio 382
Jan Gathis heeft
opgedragen tot behoef van Maria, dochter van Bartholomeeus van Buijlen, 1
rinsgulden jaarlijks zoals hij die gelden heeft op panden van de erfgenamen van
Jan Vernijen onder Schuelen gelegen. Hij staat af te lossen met 15 rinsgulden.
Hier zijn 3 jaren verloop inbegrepen. Jan Gathis moet nog 5 rinsgulden eens bij
geven. Daarmee is de schuld betreffende het ongeluk van de ogen van Maria
voorschreven beslecht. Bartholomeeus Van Buijlen kwijt Jan Gathis in de naam
van zijn dochter. Bartholomeeus is in de naam van zijn dochter voorschreven tot
de gichte gekomen.
1573, 09 juli.
Folio 382
Peter Melis
heeft gegicht aan Lambrecht Schepers een stuk erf onder Coerssel gelegen,
geheten 'die Heijthove', grenzend Jan Jacobs, de erfgenamen van Jan Van Postel,
Jan Convents en de straat, voor 116 rinsgulden Brabants boven alle lasten,
godspenninck 1 stuiver. Lambrecht Schepers is met recht tot de gichte gekomen.
1573, 09 juli.
Folio 382v
Margriet
Stapparts weduwe van Gielis Cilien heeft de goederen ontvangen die haar door
haar man in zijn testament zijn gelaten voor het betalen van schulden. Dat
testament werd vandaag voor deze schepenen bewezen volkomen geproefd te zijn.
De weduwe is tot de gichte gekomen.
1573, 09 juli.
Folio 382
Margriet
Stapparts heeft nu de goederen ontvangen die haar gemaakt werden door het
bovenstaande testament. Vervolgens draagt Margriet met haar verleende momber
Wouter Coex op aan Reijner Stessens een bosje onder Schuelen gelegen, grenzend
de erfgenamen van Catharijn Bruijninx 1), Reijner Stessens voorschreven 2) en
Jan Gielis alias der Tummerman 3); nog een stuk erf geheten 'die Roet Heijde',
grenzend Wouter Croechs 1), Reijner Schuermans erfgenamen 2) en Balthis Smeets
3), voor 100 rinsgulden Brabants eens, godspenninck 1,5 stuivers en lijcoep nae
lantcoep. Reyner Stessens is met recht tot de gichte gekomen.
1573, 09 juli.
Folio 383v
Henrick Vernijen
doet afstand van zijn rechten op het deel van de deling, die vroeger gemaakt is
tussen hem en Matheeus Van Doerne als momber van zijn huisvrouw Isabel
Vernijen, aan deze laatsten. Hij zal deze deling vast en onverbrekelijk houden.
Vervolgens heeft
Matheeus Van Doerne met zijn huisvrouw Isabel Vernijen opgedragen tot behoef
van Marten Stapparts het 7de deel in 'den Bullens Beempt' gelegen, grenzend
Matheeus de Raymeker, de Laeck en Lieben Minten en nog het 7de deel van een
zille broek gelegen naast de voorschreven 'Bullens Bampt', grenzend de Laeck en
de kinderen van Jan Alen. Opgedragen als ruil voor goed en rente hierna
volgend. Marten Stapparts is tot de gichte gekomen.
Marten Stapparts
heeft opgedragen tot behoef van Matheeus Van Doerne zijn gedeelte in 'den
Huijven Bampt' gelegen naast 'Sint Joris Zille', grenzend 'Sint Joris Zille',
de kinderen van Jan Alen en Henrick Cannarts. Marten kwijt tevens aan Matheeus
van Doerne en zijn panden 1 rinsgulden jaarlijks zoals hij op het kindsgedeelte
van Matheeus jaarlijks trekt.
Conditie is
verder dat, vermits Marten voorschreven jaarlijks van zijn goederen aan Jacob
Svroijen alias Daems 3 rinsgulden jaarlijks geldt en nog andere renten volgens
het register, en waarvoor Henrick Vernijen zijn erf 'die Croeckers Zille' als
onderpand heeft gesteld, heeft Matheeus Van Doerne in de plaats van dit
onderpand een bloexke gesteld op de Herck gelegen, genaamd 'het Hercksken',
grenzend de erfgenamen van mr. Jan van Gelmen, 'den Kenen', Willem Thijs en
Henrick Cannarts. De partijen zijn allemaal tot de gichte gekomen. Hiermee is
de onenigheid beslecht tussen Matheeus en Marten voorschreven betreffende zowel
de 5 rinsgulden eens als andere waarover twist was geweest. Maar Matheeus moet
aan Marten nog wel eens geven 26 stuivers, 6 stuivers en 16 groot.
Afgewerkt op 27
juni 2021.